ALGEMENE
REKENKAMER
BEDREIGD
De Algemene Rekenkamer in Den Haag, het kleurrijke
blauwe gebouw van Aldo van Eyck uit 1997 achter het
Lange Voorhout, dreigt ingrijpend te worden verbouwd.
Maar het is een meesterwerk dat als monument zou
moeten worden beschermd.
Bibliotheek als kern
Bezorgdheid
De toegangspoort naar de Rekenkamer.
De blauwe betegelde gevel aan het binnenplein. Foto: Karel Loeff
De ingang met de glazen luifel.
Izak Salomons en Francis Strauven
Onopvallend, haast onzichtbaar vanaf de straat,
gaat achter de statige 18e-eeuwse panden aan
het Lange Voorhout een bijzonder 20e-eeuws
bouwwerk schuil. Wie langs de middeleeuwse
Kloosterkerk wandelt, krijgt er door een 17e-
eeuws poortje een glimp van te zien: een frag
ment van een helder blauwe gevel die de voorbij
ganger naar binnen lokt. Als je het poortje
binnengaat kom je in een betoverende ruimte
terecht. De ruige steunberen van het gotische
kerkkoor leiden naar een halfrond pleintje dat
- omvat met blauwe polychrome gevels - de
ingang vormt van de Algemene Rekenkamer, de
overheidsinstelling die waakt over de verant
woorde besteding van de publieke middelen.
Het gave, kleurrijke pleintje vormt een weerga
loze overgang tussen stad en instelling, tussen
oud en nieuw. Het is tegelijk stedelijke ruimte
en introductie tot de ruimte van de ambtelijke
wereld. Het vormt een open centrum dat een
verbindende rol speelt tussen de nieuwbouw
en het 18e-eeuws kantoorpand aan het Lange
Voorhout. De contravorm van de gotische apsis is
een uniek gebaar van attentie en waardering van
een 20e-eeuws gebouw voor een middeleeuws
stuk erfgoed. Het is een meesterzet van Aldo van
Eyck (1918-1999) die de nieuwbouw van de
Algemene Rekenkamer in 1997 samen met zijn
vrouw Hannie (1918-2018) tot stand bracht.
Het gebouw zelf is even oorspronkelijk als de
toegang ernaartoe. Van Eyck ontwierp het in
nauw overleg met Henk Koning - de toenmalige
president van de Rekenkamer - en diens mede
werkers op initiatief van Kees Rijnboutt, toen
rijksbouwmeester. Verre van ze op te zadelen
met de gebruikelijke rijen van gelijke kamertjes
aan saaie lange rechte gangen, vatte Van Eyck
de werkomgeving op als een kleine stad. Hij
bracht de kantoren onder in drie clusters van
plekken rond een open centrum: de bibliotheek,
de intellectuele kern van de instelling. De werk
kamers zijn van diverse vorm en zijn toegankelijk
via het parcours eromheen dat, afwisselend
nauw en ruim, gesloten en transparant, een
sfeer oproept verwant aan de straatjes van
een organisch gegroeide middeleeuwse stad.
Volgens mr. Koning had de architect hiermee
'als het ware opnieuw het wiel uitgevonden
voor kantorenbouw'. Hij noemde het 'een
kunstwerk dat als een maatkostuum past'.
De huidige directie van de Algemene Reken
kamer denkt daar echter heel anders over.
Nauwelijks vijfentwintig jaar na de voltooiing
van het gebouw is ze van oordeel dat het niet
langer aan haar nieuwe manier van werken
HEEMSCHUT 3Q
September 2021