Gastcolumn Brecht Russchen (1994) is student (kunst)geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en publieksmedewerker bij de Oude Kerk in Amsterdam. Obsessie Sinds de Oude Kerk in Amsterdam onder leiding van curator Jac queline Grandjean in 2013 een nieuwe programmering ontwikkelt, roeren zelfverklaarde erfgoedliefhebbers en experts zich over de vermeende teloorgang van de Oude Kerk als monument. Eind vorig jaar laaide de discussie opnieuw op. Ditmaal naar aanleiding van de in november geopende site-specifieke installatie van de Argentijnse kunstenaar Adrian Villar Rojas. Wel bezien is de huidige program mering echter niets anders dan het voortzetten van een inmiddels al bijna 750 jarige traditie waarbij de kerk kunstenaars werk laat ontwikkelen voor het gebouw. Dat de Oude Kerk geldt als een baken is juist omdat de plek op alle mogelijke manieren en voortdurend veranderd is, van binnen en van buiten, van naam en van functies. 'Grote bouwwerken zijn', zoals Victor Hugo eens schreef in de Klokkenluider van de Notre-Dame, 'net als bergen het product van eeuwen. Vaak verandert de kunst terwijl ze nog in wording zijn; ze groeien dan onverstoord verder in de volgende stijl. De nieuwe kunst neemt het bouwwerk zoals het is, nestelt zich erin, legt het haar stempel op, laat haar fantasie erop los en maakt het zo mogelijk af. Dat gebeurt zonder moeite, zonder inspanning, zonder protest, volgens een natuurlijk en rustig patroon. Het is als een enting die aanslaat, het sap stroomt weer, de groeikracht herleeft.' Helaas bestaat er sinds de Tweede Wereldoorlog zo'n obsessie met conservatie dat we gebouwen niet meer durven aan te raken en dat iedere verandering anders dan in Hugo's tijd lijdt tot protest. Daarbij wordt vergeten dat wat we nu waarderen als erfgoed eens zelf eigentijdse kunst was. Hoe past het barokke orgel in de sobere gotische architectuur? Anno 2020 is dat geen vraag meer, zo van zelfsprekend achten we de aanwezigheid van deze vroegmoderne instrumenten in middeleeuwse kerken. Het monument ligt ons na aan het hart precies omwille van datgene dat eens door kunste naars en ambachtslieden aan het gebouw is toegevoegd. Laten we om die reden vooral in die traditie verder werken. De Oude Kerk kan en moet niet bevroren worden in de tijd. Het gebouw heeft behoefte aan nieuwe luchtstromen. Er is geen nulpunt om naar terug te keren, geen moment in de geschiedenis waarop de kerk simpelweg 'leeg' was. Sinds in 1306 een stenen schip de houten kapel verving, is het gebouw organisch gegroeid en onher kenbaar veranderd. De kerk laat zich lezen als een tijdsdocument. En ieder tijdsgewricht heeft zijn sporen in het gebouw achtergelaten, zoals jaarringen in de stam van een boom. De huidige programme ring maakt dat die boom nog altijd staat en verder groeit en dat er nieuwe hoofstukken worden toegevoegd aan de geschiedenis van de oudste site van de stad. maart 2020 HEEMSCHUT 27

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2020 | | pagina 27