Geen hardliner
Jonge monumenten
Pionierswerk
Internationaal
BINNEN ÜE^cStcRACHT
Jong f, sp Bouwkunst
op het DOcumenteren en COnserveren van
gebouwen en stedenbouwkundige en land
schappelijke ensembles van de MOdern
MOvement. Ze werd secretaris van The Inter
national Specialist Committee on Registers,
dat modern erfgoed identificeert en waar
deert. Ook is ze lid van het wetenschappe
lijk comité voor de 20ste-eeuwse bouwkunst
van ICOMOS, een van de adviesorganen
van UNESCO, die adviseert over nominaties
van jonge gebouwen en sites voor plaatsing
op de Werelderfgoedlijst.
Hoewel Kuipers betreurt dat er numeriek
veel erfgoed uit voorgaande eeuwen verlo
ren is gegaan en nieuwbouw zich in histo
rische steden vaak dominant manifesteert,
toont zij zich geen hardliner als het gaat
om de instandhouding van monumenten.
Een spreekwoordelijke 'kaasstolp' over his
torische steden is voor haar niet de juiste
weg: steden zijn altijd in ontwikkeling. Meer
moeite heeft ze met de keuze voor contrast
in een historische context, in haar ogen
vaak een gimmick. Om van het nabouwen
van verdwenen monumenten maar niet te
spreken. 'Mijn motto daarin is: Nee tenzij',
aldus Kuipers, 'het repliceren leidt meestal
tot lege decorstukken, refererend aan een
overgeïdealiseerd verleden'.
de moderniseringsbeweging, sterk onder
druk. Slechts een paar toppers waren al
voor haar komst beschermd, zoals de Beurs
van Berlage en het Rietveld-Schröderhuis.
De systematische en structurele bescher
ming van jonge monumenten werd Kuipers
belangrijkste werkterrein. Ze werd al snel de
'rijksspecialist jongere bouwkunst'.
Als uitvloeisel van het Europese Monumen
tenjaar 1975 werden tientallen verzoeken
tot bescherming ingediend, voornamelijk
voor oudere bouwkunst. Ongeveer 80%
van de aanvragen werd afgewezen wegens
onvoldoende kwaliteit. In 1980 kon Kui
pers, op gezag van de Staatssecretaris en
de speciale Subcommissie van de Monu-
menenraad, de bescherming voorbereiden
van 'evidente monumenten' van jongere
bouwkunst, zoals sanatorium Zonnestraal,
de Van Nellefabriek en 'haar eigen' Open-
luchtschool, die toen nog net geen vijftig
jaar oud waren. Pas in 2007 zou er een
topselectie volgen van Wederopbouwmonu-
menten. Ook hierin had Kuipers een belang
rijk aandeel in de voorbereiding.
Het landelijke Monumenten Inventarisatie
Project (MIP) vormde door de decentrale
aanpak en focus op de periode 1850-1940
belangrijk pionierswerk. Met de inzet van
computers - nieuw in 1987 en monniken
werk voor degenen die de gegevens moes
ten invoeren - leidde dat tot de beschrijving
van ruim 165.000 objecten. Dat de grens
bij 1940 lag, had te maken met de wette
lijk vereiste ouderdom van tenminste vijftig
jaar, maar had ook een strategische ach
tergrond. Zo werd een lastige discussie ver
meden over mogelijke erfgoedwaarden van
Duitse bunkers, een gevoelige kwestie van
wege het door de Tweede Wereldoorlog ver
oorzaakte leed. De bunkers werden intus
sen om een heel andere reden van belang
vanwege de aanwezigheid van zeldzame en
kwetsbare vleermuissoorten.
Al in de jaren tachtig toonde Kuipers haar
strijdbaarheid ook in internationaal ver
band. Ze werd lid van het wereldwijde
DOCOMOMO, een non-profitorganisatie
met vakgenoten uit zestig landen, gericht
De voormalige branderij in de Van Nellefabriek.
(1350-1 (MO)
december 2019 HEEMSCHUT 37