uAls het
maar tot
iets leidt...
...en hij kruist
de degens met
Wilhelmina Drucker
c:
Mr- Pr- j.C OiTrlwrdf J tEéf-1
Strijjdir twi erj^w J cnJ&miniïE
Overvoorde was en deed echter veel meer.
Hij was een modern denkende geleerde
die, na zijn promotie in 1891 op het eerste
feministische proefschrift in Nederland, als
gemeentearchivaris in Dordrecht ook actief
wordt in de vrouwenbeweging. Als voor
stander van vrouwenemancipatie trekt hij
in publicaties fel van leer tegen de achter
stelling van de vrouw. Haar komt kiesrecht
toe, jonge meisjes mag men niet weigeren
in het hoger onderwijs, en capabele vrou
wen moeten op hoge overheidsfuncties
benoemd kunnen worden wat de wet ver
biedt. Als secretaris van een gemengd femi
nistisch comité - deftige dames, hoogge
leerde heren en politici - schrijft hij menig
verzoekschrift aan de Tweede Kamer of
ministers om de bestaande achterstelling
van vrouwen in de wet te schrappen en
nieuwe vormen daarvan in wetsontwerpen
te elimineren. Achter de schermen advi
seert hij andere feministes en hij kruist
de degens met Wilhelmina Drucker. Als lid
van de Radicalen Bond steunt hij de arbei
dersklasse voor meer zeggenschap, betere
lonen en minder lange werkdagen.
Dagelijks brengt Overvoorde de stadsar
chieven in Dordrecht op orde en richt hij
met geestverwanten enkele erfgoedvereni
gingen op: Oud-Dordrecht, de museum
vereniging en een vereniging voor lokale
monumentenzorg, die een eerste inventa
risatie maakt van de monumenten in de
Merwestad. Hij beseft dat men haast moet
maken met de bescherming, want bij de
stadsvernieuwing sneuvelen oude monu
menten bij de vleet. In Nederland zijn deze
niet wettelijk beschermd - hoe anders is
dit dan al elders in Europa! - en vogelvrij.
Wie een dergelijk gebouw bezit, kan ermee
doen en laten wat hij wil. De kunstzinnige
verschijningvorm ervan is volgens hem ech
ter openbaar kunstbezit dat in het algemeen
belang bescherming verdient. Hij beseft
dat de bescherming van het erfgoed alleen
landelijk, door een overkoepelende ver
eniging van erfgoedinstellingen, effectief
kan worden aangepakt en richt daartoe in
1899 de Oudheidkundigen Bond (thans
KNOB) op.
In 1901 volgt Overvoorde in Leiden de
overleden stadsarchivaris Ch.M. Dozy op.
Hij combineert die functie met die van con
servator van De Lakenhal, waarvan hij later
ook directeur wordt. Ook in Leiden moet het
stadsarchief nog bijna geheel geïnventari
seerd worden. Overvoorde doet dit naast
zijn drukke bezigheden als secretaris, later
voorzitter, van de NOB en andere bestuurs
functies. Maar daar blijft het niet bij: ook
in de sleutelstad richt hij met PJ. Blok de
vereniging Oud-Leiden op en een vereniging
voor lokale monumentenzorg, waarin onder
zijn leiding een inventarisatie van de stede
lijke monumenten wordt gemaakt. Hij buigt
zich over de collectie van De Lakenhal. Op
een paar uitzonderlijk fraaie schilderijen na,
waarvoor men van heinde en verre naar
Leiden komt, zou volgens hem het meeste
ervan in het Rijksmuseum op de rommelzol
der staan. De conservator besluit om oude
Leidse meesters te verwerven. Eenvoudig
is dit niet, want ook anderen hebben deze
prachtkunst ontdekt en Leiden heeft een
krap kunstbudget. Later weet Overvoorde
het museum flink uit te breiden, al is de tra
ditionele architectuur van het gebouw fla
grant in strijd met de opvattingen waar hij
als voorzitter van de NOB voor staat. Door
een slimme zet van de mecenas die betaalt,
heeft hij daar niets tegen kunnen doen.
De NOB voert ook concrete actie voor de
monumenten en soms is dat te tevergeefs:
de oude gevels van het Binnenhofcomplex
worden zonder pardon gesloopt om plaats
te maken voor een suffe imitatiestijl van
Hollandse Renaissance, de 15de-eeuwse
Nieuwezijdskapel in Amsterdam valt onder
de sloophamer omdat de verkoop van de
grond de Hervormde Kerk meer oplevert
dan de zondagse collectebus, en ternauwer-
nood weet men de sloop van het Arsenaal
te voorkomen. In de NOB neemt Overvoorde
veel initiatieven om tot een georganiseerde
vorm van bescherming van monumenten te
komen. Zonder wetgeving is het vrijwel altijd
een ongelijke strijd. De oude aanpak van De
Stuers - monumentenzorg als eenmanszaak
- voldoet niet meer en Overvoordes optre
den in de noodzakelijke verandering is cru
ciaal. Na de instelling van de rijkscommis
sie voor de inventarisatie voert hij steeds
opnieuw actie voor beschermende wet
geving, wat keer op keer door de minister
wordt afgehouden. Hij entameert de discus
sie over restauratieprincipes, omdat de wijze
waarop Pierre Cuypers restaureert zwaar
omstreden is, hij stimuleert het maken van
een repertorium van oude gebouwen om
verantwoord te kunnen restaureren en doet
nog veel meer. Ook binnen de Bond is er
altijd strijd. Vanwege autoritaire persoonlijk
heden, botsende instellingsbelangen, lange
tenen en snel gekwetste reputaties. Maar
men gaat ook altijd weer met elkaar door in
het besef op elkaar aangewezen te zijn om
het erfgoed voor Nederland te redden. En
Overvoorde draagt daar, in deze slangen
kuil, meer dan een steentje aan bij. Waar
over nog veel meer te lezen is in de recent
verschenen biografie.
De KNOB zal 14 december op een studie
dag aandacht aan de biografie besteden.
september 2018 HEEMSCHUT 35