Vergadering in de Grote Zaal van het Vredespaleis voor de nieuwe inrichting, 10 december 2009. gebruikte term. De RCE heeft juridisch uit gezocht dat niet kan worden tegengegaan dat roerende zaken (zoals de losse stoelen of tapijten) worden verkocht. Zij genieten geen wettelijke (monumenten-)bescher- ming. Naar later bleek is er ook geen (juridisch bindende) afspraak over opslag gemaakt, maar slechts advies gegeven. Dat de Carnegie-Stichting nu niet verkoopt, is mede te danken aan onze actie en de ophef in de media. Maar wat nu verder? In de visiebrief Erfgoed Telt schenkt de minister weliswaar aandacht aan interi eurs, maar worden interieurensembles nog steeds niet beschermd. En dat terwijl dit door een amendement op initiatief van Heemschut destijds wel mogelijk gemaakt is. Wij pleiten daarom voor bescherming, waarbij het afstotingsproces van objec ten transparant wordt geregeld, vergelijk baar met museale objecten, waarvoor de LAMO (Leidraad Afstoting Museale Objec ten) in het leven is geroepen. Het veilinghuis gaat beter opletten, de Carnegie-Stichting heeft ons nog niet geantwoord, maar wel zijn we inmiddels opnieuw getipt: een han delaar biedt nu eerder geveilde stoelen uit het Vredespaleis aan, onder de titel: de stoelen die niet verkocht hadden moeten worden... Des te meer schrijnend is het feit dat het Vredespaleis door het Rijk is aangewezen als rijksmonument, tevens het Europees Erfgoedlabel bezit én voorkomt op de Toon- beeldenlijst van 72 interieurensembles in Nederland, een lijst die recentelijk vol trots gepresenteerd werd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De Carnegie- Stichting prijst het gebouw en interieur zelf op haar website aan als van ongekende internationale allure voor Nederland. Wat zou de juiste weg zijn tot behoud? Natuurlijk zijn er interieurs, waarbij aanpas sing aan hedendaagse eisen noodzakelijk is. Eerder speelden er discussies over de stoe len in onder meer het Stadhuis van Weesp. In dit geval is de Grote Rechtszaal ook aan gepast. Probleem is echter dat - ondanks adviezen dan wel beloftes - er geen wet geving mogelijk was om waardevolle interi euronderdelen, die deel uitmaken van een ensemble, te beschermen. Die wetgeving is er nu gelukkig dus wel. Heemschut heeft dit voorjaar met deskun digen, onder andere van de RCE, een 'bots- proef' gedaan om te kijken wat de voor- en nadelen zijn van bescherming van interieu rensembles op rijksniveau. Daarbij speelt dat na aanwijzing de wettelijke bescherming niet is geregeld. Een interieur kan dus, na aanwijzing door de minister, alsnog uiteen vallen. De deskundigen zijn van mening dat bij aanwijzing er moet worden uitgegaan van de kansen. Aanwijzing geschiedt bij eigenaren die dat willen. De aanwijzing, toegekend door de minister, is dan een predicaat. Dat geeft een voorrecht, bijvoor beeld bij het verkrijgen van (externe) gelden voor behoud en beheer, maar schept ook een verplichting. Afstoting kan alleen door het zorgvuldig doorlopen van een Leidraad zoals in de museumwereld al jaren van toepassing is. Daarmee is er sprake van een gedeelde, publieke verantwoordelijkheid. En dan is onze rol als Heemschut straks een heel andere. Namelijk niet meer die van de las tige, particuliere waakhond, maar van de publieke toezichthouder die meekijkt of de in een convenant met de overheid afgespro ken processen goed zijn doorlopen. september 2018 HEEMSCHUT 13

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2018 | | pagina 13