L Zendingswerk Stadserf Als stedenbouwkundige had Jan Astrego maar weinig op met wederopbouwarchitectuur. Zijn ogen werden geopend toen hij werkte aan de renovatie van het Augustianum in Eindhoven. Destijds toonden experts van de RCE hem de rijkdom aan details. In zijn thuisstad Enschede pleit hij nu voor een zorgvuldige omgang met gebouwen uit de naoorlogse periode. Stad van rampen 1 door de snelle opkomst van de textielindus trie. Door alle thuiswerkers bij elkaar te zet ten achter grote machines in fabriekshallen groeide het stadje uit tot een belangrijk tex tielcentrum. Nabijheid van Duitsland zorgde voor snelle aan- en afvoerlijnen van grond stoffen en producten. Diezelfde nabijheid was de stad ook nood lottig. Aan het eind van de Tweede Wereld oorlog namen geallieerde bommenwerpers de stad per abuis op de korrel. 'Daarna volgden nog drie andere rampen: de naoorlogse saneringsgolf en de ver plaatsing van de binnenstad naar de nieuw aangelegde Boulevard, de ineenstorting van de textielindustrie en tot slot de Vuurwer kramp. Al deze rampen hebben hun sporen in de stad nagelaten, maar dat maakt de stad - gezien vanuit het oogpunt van een stedenbouwkundige - ook heel interessant'. Twee en een half jaar geleden kwam Jan Astrego bij Heemschut Overijssel. 'Doe jij Twente maar hadden ze gezegd. Maar inmid dels heb ik mijn handen vol aan Enschede. Toen ik aantrad was het monumentenbeleid begon zijn loopbaan als stedenbouwkun dige bij de gemeente Enschede. 'Het verval had behoorlijk ingezet toen ik hier na mijn studie in de jaren zeventig neerstreek. De grote textielfabrieken waren net gesloten en omvangrijke complexen in de binnenstad stonden leeg. In die tijd werd je niet vrolijk van een tochtje door Enschede. Ik weet nog dat mijn vrouw het vreselijk vond.' De ommekeer kwam toen de gemeente begin jaren tachtig de omgeving van de Oude Markt rigoureus op de schop nam. Het stadsbestuur wilde de Oude Markt autovrij maken, maar daar hadden de uit baters van de cafés geen zin in. De klanten waren gewend om voor de deur van het café te parkeren. Maar de eigenaren, de bier brouwers, wilden het plein wel autovrij heb ben want dan konden zij terrassen krijgen. Jan bedacht toen het stadserf naar analogie van het woonerf en met hetzelfde principe: De Janninkfabriek aan de Haaksbergerstraat. Jan brengt mij naar één van de cafés op de Oude Markt. Op dit gezellige stadsplein de auto wordt getolereerd, maar is onderge schikt aan de voetganger. De autoluwe zone werd een zodanig groot succes dat het voet gangersgebied in de jaren erna flink werd uitgebreid. Tegenwoordig is de gehele bin nenstad van Enschede praktisch autovrij en een aantrekkelijk winkelgebied geworden. Leegstand kent de binnenstad haast niet, mede ook door het grote aantal Duitsers dat in het weekend op de markt afkomt. 'Zonder onze Oosterburen hadden wij niet zo'n aantrekkelijke binnenstad gehad'. 'Enschedeërs hebben het idee dat dit geen monumentenstad is, dat hier niets van waarde staat. Het zijn ook meestal de mensen van buiten die iets willen met onze oude gebouwen. Men begon pas de oude fabrieksgebouwen te waarderen toen Rudy Kousbroek er in het NRC lovend over had geschreven.' Het klopt overigens dat in het centrum van Enschede weinig oude gebou wen staan. De stad werd in 1862 door een desastreuze brand goeddeels in de as gelegd. In de decennia die daarop volgden, verrees de stad als een feniks uit haar as juni 2016 HEEMSCHUT 29 i vim-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2016 | | pagina 29