Europese Landschaps Conventie
Internationale verplichtingen
Landschapsbeleid 2005-2012
Decentralisatie na 2012
WAT MOETEN OVERHEDEN DOEN
INDIVIDUEEL COLLECTIEF
Maak wettelijke
bescherming van
landschap mogelijk
Maak landschap onderdeel
van andere
beleidsvelden
Werk Europees
BESCHERMING
Beschrijf
kwaliteitsdoelen
landschap
Monitor
landschaps
verandering
Inventariseer
karakteriseer
landschap
Beoordeel
landschap
PLANNING
Stimuleer
training
onderwijs
Werk aan bewustwording betiokkenlieid
DE BENODIGDE RANDVOORWAARDEN
Diagram ELC: laat zien wat de verplichtingen zijn bij ondertekening van de ELC.
Het landschapsbeleid vloeit voort uit een
aantal verplichtingen, die Nederland inter
nationaal is aangegaan. Nederland kent
internationale verdragen, zoals dat voor de
archeologie (Verdrag van Valetta, 1992),
architectuur (Verdrag van Granada, 1985)
of natuurbescherming (Verdrag van Bern,
1979). Voor het landschap kennen we ook
een Europees verdrag; dat is het Verdrag
van Florence, ook wel de Europese Land
schapsconventie (ELC) genoemd. De ELC
geeft een holistische definitie die wat mij
betreft goed weergeeft waar het om gaat:
landschap is een gebied zoals wordt waar
genomen door mensen, en waarvan het
karakter is bepaald door de ontwikkelingen
binnen en interactie tussen natuurlijke en
menselijke factoren. Landschap is - anders
gesteld - het ruimtelijk domein waar natuur
en cultuur elkaar treffen.
Nederland ondertekende in 2005 de ELC.
Deze ondertekening en ratificatie zijn zon
der veel omhaal gebeurd vanuit de gedachte
dat Nederland in veel opzichten al voldeed
aan deze conventie. Zo hadden tal van
maatschappelijke organisaties - vooruitlo
pend op de ondertekening - hun krachten
al gebundeld in een gezamenlijk initiatief:
het Landschapsmanifest. Doel was om aan
te tonen dat er inderdaad al heel veel initi
atieven waren die het gedachtegoed van de
ELC onderschreven.
De ELC verplicht overheden om landschap
te integreren in nationale en regionale plan
nen. De ELC doet een appèl op overheden
om betrokkenheid van burgers bij het land
schap te ontwikkelen en lokale groepen te
stimuleren nadrukkelijk zelf actief te worden,
bijvoorbeeld in vrijwillig landschapsbeheer.
Ook doet de ELC een oproep tot bewust
wording en waardering van landschap. (Zie
verder het schema dat laat zien welke acti
viteiten er horen bij de ondertekening.)
Centraal in het landschapsbeleid stonden in
2005 de Nota Ruimte (VROM, 2005) en de
Agenda Vitaal Platteland (LNV, 2004), waar
van de kern is dat voor het hele Nederlandse
landschap een basiskwaliteit moet worden
nagestreefd. Er was dus sprake van gene
riek landschapsbeleid, waarbij het gehele
grondgebied van Nederland was inbegre
pen. Zo werden gemeenten gestimuleerd
om landschapsbeleid op te stellen en uit te
voeren, via subsidiëring van Landschaps
ontwikkelingsplannen; de zogenaamde BOL-
regeling. In de Natuurbeschermingswet was
opgenomen dat voor hele bijzondere land
schappen 'landschapsgezichten' kunnen
worden ingesteld, naar analogie van de via
de Monumentenwet wettelijk beschermde
stads- en dorpsgezichten.
Verder kwam het landschapsbeleid tot
uiting in de instelling van twintig Natio
nale Landschappen (Nota Ruimte, 2005)
waaraan zogenaamde 'kernkwaliteiten' zijn
gekoppeld. Met het beleid voor de Rijksbuf
ferzones was er bovendien aandacht voor
bescherming van het landschap rond de
grote steden.
Een andere belangrijke invulling van de
ELC betrof het toen lopende Belvedere-
programma van vijf ministeries (de drie
belangrijkste: OCW, LNV, VROM), uitgaande
van het principe 'behoud door ontwikkeling'.
Dus behoud van cultuurhistorische waarden
(in deze opgevat als het geheel van archeo
logische, historisch-bouwkundige en histo-
risch-geografische waarden) verbinden aan
opgaven in de ruimtelijke ordening. Dit prin
cipe vormt een goede invulling van de drie
strategieën van de ELC. Hiermee krijgt land
schap immers ook invloed op planologische
processen en het sectorale gebiedsbeleid.
In 2009 stuurde de toenmalige minister van
OC&W, Plasterk, de zogenaamde 'Beleids
brief Modernisering Monumentenzorg' naar
de Tweede Kamer. Deze brief moet gezien
worden als de beleidsmatige opvolging
van het programma Belvedere. Dit nieuwe
monumentenbeleid steunt op drie pijlers:
1. Cultuurhistorische belangen meewegen
in de ruimtelijke ordening; 2. Krachtiger en
eenvoudiger regels en 3. Herbestemmen
van monumenten die hun functie verliezen.
Om invulling te geven aan de eerste pijler
is toen een structuurvisie aangekondigd,
waarin zou worden aangegeven wat het Rijk
van belang achtte en op welke wijze daar
uitvoering aan zou moeten worden gege
ven. Omdat tegelijkertijd ook de ambitie
maart 2015 HEEMSCHUT 7