monument
meer te
verliezen!
wehebben
De geschiedenis van de Monumentenwet
Geschiedenis Monumentenzorg
Vanaf halverwege de 19de eeuw pleitten erfgoedbeschermers als Victor de Stuers
voor de komst van een Monumentenwet. Vele wetsteksten werden geschreven, die
echter alle bleven steken in de ontwerpfase. Eigenaren wilden de zeggenschap over
het gebruik behouden en de nationale overheid wilde geen subsidies verstrekken.
In 1940 is sprake van een eerste wetsartikel als Opperbevelhebber van Land- en
Zeemacht, Generaal Winkelman op 23 Mei (Staatscourant No. 0.550) besluit dat
er aan enig oud bouwwerk in Nederland niets mag gebeuren zonder goedkeuring van
de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg. Dit besluit werd bijna vijfjaar daarna,
op 7 Mei 1945, vervangen door een Wederopbouwbesluit. Hierin stond dat monu
mentale werken en gebouwen niet veranderd of gesloopt mochten worden zonder
instemming van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg (sinds 1946 de Rijks-
monumentenraad). In 1950 volgde een tijdelijke wet Monumentenzorg, 'houdende
tijdelijke voorzieningen in het belang van het behoud van onroerende Monumenten
van geschiedenis en kunst'. In 1960 werd de Monumentenwet door de Tweede Kamer
aangenomen. Een begin wordt gemaakt met het aanwijzen van rijksmonumenten
voor individuele objecten. Bijzonder is ook de instelling van beschermde dorps-en
stadsgezichten om het ruimtelijke karakter rond monumenten te beschermen. In
1988 vond er een belangrijke wijziging van de Monumentenwet plaats. De zorg voor
monumenten wordt gedecentraliseerd naar de gemeenten, die een eigen verorde
ning moeten opstellen en een monumentencommissie dienen te benoemen. In 2012
vindt een laatste grote wijziging van de wet plaats in het kader van de Modernisering
van de Monumentenzorg.
heid of onkunde waardevolle tot het pand
behorende interieurstukken verwijdert.
Alleen goederen die 'aard- en nagelvast' zijn
behoren bij een monument. Ook bij de ver
wevenheid van gebouw, interieur en groen,
een zogenaamd 'Gesamtkunstwerk', biedt
de Erfgoedwet geen bescherming. Mobiel
erfgoed is nu niet beschermd, maar zou
als beschermd cultuurgoed aangewezen
kunnen worden. De methodiek van de aan
wijzing van beschermde stads- en dorps
gezichten zou ook toegepast kunnen wor
den op waardevolle cultuurlandschappen.
Deze aanwijzing wordt echter verlegd naar
gemeenten, het Rijk wil de aanwijzingsmo
gelijkheid hiervoor stoppen.
Vreemd is ook dat de onafhankelijke advise
ring door de Raad voor Cultuur ten aanzien
van de individuele aanwijzing van monu
menten en cultuurgoederen verdwijnt. De
adviestaak van gemeente en provincie blij
ven nog wel behouden. Daarmee vervalt
het onafhankelijk deskundigenadvies voor
de Minister, terwijl dat wel verplicht is bij
Jhr. Mr. Victor de Stuers.
In het Monumentenjaar 1975 verschenen
pamfletten en studies, waaronder het
standaardwerk van Tillema.
besluiten die worden genomen door het col
lege van B&W.
Zorgwekkend is verder dat de handhaving
en het toezicht in de wet niet goed gere
geld zijn. Het Rijk heeft onvoldoende mid
delen om lagere overheden en eigenaren
op hun gedrag aan te spreken. Heemschut
vindt het van groot belang dat een instan
tie als de Erfgoed inspectie die functie van
toezichthouder weer krijgt. Dan pas zal de
Erfgoedwet voldoende worden nageleefd.
december 2014 HEEMSCHUT 9