Gastcolumn
Behoud de rijksadviseur!
Wim Eggenkamp
In de afgelopen vier jaar was ik rijksadviseur voor het cultureel erfgoed als opvolger
van Fons Asselbergs. Een uiterst boeiende tijd. Maar wat doet zo'n rijksadviseur
zoal? Naar de functie kun je niet solliciteren: je wordt er voor gevraagd. Als rijks
adviseur maak je deel uit van het College van Rijksadviseurs (CRA). Voorzitter is de
Rijksbouwmeester. Omdat hij zijn taken op het gebied van bouwen en de ruimtelijke
ordening alleen niet meer af kon, zijn acht jaar geleden naast hem een rijksadviseur
voor het landschap, een rijksadviseur voor de infrastructuur en een rijksadviseur
voor het cultureel erfgoed benoemd. Voor elk van die vier functies geldt, dat men
geacht wordt kundig te zijn op het eigen vakgebied en dat men daarin volop praktijk
ervaring heeft opgedaan. Iedere rijksadviseur wordt door de minister benoemd, met
wie de functie inhoudelijk het meest van doen heeft. Elke adviseur is onafhankelijk
in die zin, dat men geen onderdeel van het ambtelijk apparaat uitmaakt en dat men
zich rechtstreeks tot zijn of haar minister kan richten. Adviezen kunnen gevraagd
en ongevraagd worden gegeven. De rijksbouwmeester wordt voor drie dagen per
week benoemd, de andere rijksadviseurs voor twee dagen per week. leder krijgt
secretariële ondersteuning en een eigen stafmedewerker voor drie dagen per week.
In het CRA, dat eens in de 14 dagen op dinsdagochtend vergadert, komen alle
adviesaanvragen inhoudelijk aan de orde. Alle belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen
in Nederland worden daar in bijna alle fasen van het planproces besproken. Bij de
behandeling daarvan wordt zo integraal mogelijk gewerkt. De meeste adviezen wor
den/zijn dan ook door alle vier adviseurs ondertekend. Het is voor de culturele sec
tor van groot belang daarbij aan tafel te zitten, zeker nu sinds de modernisering van
de monumentenzorg (MoMo) het sectorale belang daar moet worden ingebracht.
Een paar voorbeelden van de afgelopen vier jaar: enige malen de planontwikkeling
rond de Afsluitdijk (een monument op zich), de infrastructuur rond Utrecht (relatie
met de Flollandse Waterlinie) of de beoogde verbinding door het IJmeer, waarbij met
name de ligging van het eiland Pampus een rol speelde. Allemaal projecten waarbij
het zaak was de cultuurhistorie van begin af aan te integreren in de rijksprojecten.
Daarnaast werkt ieder gestaag aan zijn uit te brengen gevraagde en ongevraagde
adviezen. In mijn geval waren de gevraagde adviezen: aandacht te geven aan de
cultuurhistorie in de stedelijke vernieuwing van de veertig aandachtswijken en
nader onderzoek te doen aan de opleidingssituatie voor het restauratie-ambacht.
Ongevraagd bracht ik advies uit over de toekomst van het beschermde gezicht,
omdat mijns inziens de aanwijzing van beschermde gezichten ten onrechte uit de
activiteitsradius van de minister is gehaald. En tenslotte heb ik sturing mogen geven
aan de totstandkoming van de Richtlijnen voor Tuinhistorisch Onderzoek. Deze vier
adviezen zijn in boekvorm uitgegeven.
Maar daar blijft het niet bij. Zo kon ik in het kader van de herbestemmingsproble-
matiek het zogenaamde Fl-team in het leven roepen, waar een aantal vaklieden
adviezen geven, hoe de herbestemming op de meest effectieve wijze gestalte kan
krijgen. Daarnaast vragen vele gemeenten advies over het te voeren beleid of over
hele concrete zaken. En vaak spreek je op congres
sen of symposia over onderwerpen van het vakgebied
en word je daarmee een beetje het gezicht van het
werkveld.
Deze functie opgeven, zoals in de bedoeling ligt? Ik
denk, dat de sector daar niet bij gebaat is. Qua bezui
nigingen levert het niets op, zeker niet, wanneer de
tot nu toe gevraagde adviezen door externe bureau's
moeten worden verricht. En er is op rijksniveau geen
plek, waar de culturele factor bij afweging van alle
belangen beter kan worden behandeld dan in het Col
lege van Rijksadviseurs.
"r25*7r
maart 2013 HEEMSCHUT 21