Stadsontwikkeling was een uitvloeisel van economische ambities Overzicht van de stadsuitbreidingen van Amsterdam tot 1700. niseerde woongracht; bemiddelde Amsterdam mers woonden er op loopafstand van de Dam, van de beurs en het stadhuis. De allure van de Herengracht straalde af op het Singel, dat werd omgedoopt in 'Koningsgracht', maar ook op de 'binnenzijde' van de Keizersgracht. De grachten gordel werd in esthetisch, functioneel en finan cieel opzicht gezien als het meest geslaagde onderdeel van de vergroting. Ondanks de omvang van de stadsuitbreiding was er binnen enkele jaren geen bouwperceel meer te koop. Dit leidde tot de ontwikkeling van kleinere stadsdelen, zoals het Waalseiland en een hernieuwde groei van de voorsteden, die de aanzet zouden vormen tot de vierde vergroting. De voortgaande verstedelijking van het buiten gebied leidde na de Aanslag op Amsterdam door stadhouder Willem II in 1650 tot nieuwe plan nen. In 1652 werd een fortif catieplan voor een volgende vergroting vastgesteld. Nog datzelfde jaar begon de Eerste Engelse Oorlog, waardoor de stadsontwikkeling voor korte tijd stagneerde. De aanleg van de nieuwe haveneilanden Katten burg, Wittenburg en Oostenburg begon snel na de Eerste Engelse Oorlog en was er een direct gevolg van: er was een grote behoefte aan sche pen, zowel voor de koopvaardij als voor de oor logsvloot. Ook nu ging havenuitbreiding vooraf aan stadsuitbreiding. In 1662 werd een uitbrei dingsplan vastgesteld voor het gebied tussen de Leidsegracht en de Nieuwe Vaart. De lessen die men had geleerd tijdens de vorige vergro ting werden verwerkt in een volledig dooront- worpen stadsplan. De basis lag in de succesvolle grachtengordel; deze werd niet alleen doorge trokken, maar het concept werd verder uitge werkt. Ditmaal werd alle grond onteigend en alle voorstedelijke bebouwing gesloopt. De vierde vergroting is het resultaat van de ontwikkeling van een stedenbouwkundige methodiek waarin functionaliteit en esthetiek samengingen met maximalisering van de grondopbrengst. In het Rampjaar 1672 kwam de stadsont wikkeling tot een einde. Het nog onbebouwde stadsdeel ten oosten van de Amstel ontwikkelde zich zeer langzaam. De stedelijke overheid stelde grote terreinen tot de beschikking van charita tieve instellingen - het resultaat daarvan is nog te zien in de vorm van de huidge Hermitage. Voor het gebied in het noordoosten waren der gelijke gebruikers niet te vinden. De grond werd verhuurd als tuin: dit stadsdeel kreeg de naam 'Plantage'. Pas in 1850 pakte men de draad weer op door dit tuinengebied de functies te geven waarvoor het oorspronkelijk was gepland. Stedenbouw als projectontwikkeling Amsterdam werd in de zeventiende eeuw gere geerd door zijn koopmanselite. Het stadsbestuur was vergelijkbaar met het bestuur van een multi national: een old boys' network waarin winstge vendheid centraal stond en waar zaken in onder ling overleg zonder bemoeienis van buitenaf werden geregeld. De stadsontwikkeling moet worden gezien als onderdeel en uitvloeisel van hun economische ambities. De ontwikkeling van werkgebieden en haventerreinen liep altijd voor uit op stadsuitbreiding. Stadsuitbreiding kwam neer op grootschalige projectontwikkeling. Deze was gericht op het creëren van economische waarde. Iedere vergroting was een risicodragende investering, die deels werd gefinancierd met geleend kapitaal. In het begin van de uitvoering werden de vestingwerken en de grachtenstelsels aangelegd. In die fase werd veel geld uitgege ven, met name aan grondverzet. Het geld moest worden terugverdiend uit de grondverkoop. Dit leidde enerzijds tot het streven naar een efficiënte uitvoering. Anderzijds werden het aandeel uit- geefbare grond en de grondprijzen gemaxima liseerd. De stadsplattegrond met zijn efficiënte, orthogonale verkavelingen getuigt evenzeer van het karakter van Amsterdam als koopmansstad als het woud van masten in de haven of de vol- gestapelde kades. Amsterdam was een icoon van het vroegmoderne kapitalisme en tegelijkertijd de meest geplande metropool van Europa. december 2012 HEEMSCHUT 7

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2012 | | pagina 7