'Je kunt wel zeggen dat ik daar,
op 5 juli 1946 om 4 uur
's middags, ben bekeerd'
Overzee
schrok, want Delft was tenslotte slechts een
hogeschool. Uiteindelijk zei hij: 'Ga dan maar,
als je maar wel promoveert.' Helaas heeft hij
dat niet meer meegemaakt.'
U promoveerde in 1963. Toen hod u ook al tien
joar werkervaring in de monumentenzorg.
Ja, in 1953 ben ik, als een van de eersten,
afgestudeerd op een restauratieproject. Dat
was bij professor E.H. ter Kuile, die wist van een
vacature bij de Rijksdienst voor de Monumen
tenzorg. In januari 1954 kon ik daar meteen aan
de slag. Mijn proefschrift, over middeleeuwse
stenen huizen, is geïnspireerd op het werk dat
ik later deed bij de Dienst Openbare Werken in
Utrecht. In die tijd raakte ik ook betrokken bij
de plannen voor de restauratie van Het Loo,
geleid door architect C.W. Royaards. Ik heb
Het Loo nog compleet in Wilhelmina-toestand
gezien.'
Historisch feit
Er is veel ophef geweest over de restauratie van
Het Loo. Speelden ideeën over de 19e eeuw als
'lelijke tijd' daarin een rol
'Jazeker, de 19e eeuw was uit de gratie. Maar
ik was van mening dat we de 19e-eeuwse
niet-Nederlandse fase van Lodewijk Napoleon
op Het Loo, zichtbaar moesten laten. Napoleon
vond Amsterdam te nat, en Utrecht zinde hem
ook niet, dus ging hij naar Het Loo. Daar liet hij
begin 19e eeuw het huis wit pleisteren en de
landschapstuin, waar Willem V al voorzichtig
mee was begonnen, uitbreiden tot een park
van Engelse allure. Dat is toch een historisch
interessant feit? Anderen zeiden dan: 'Ja maar,
het wordt zo mooi als je de blanke baksteen
terugbrengt.' Maar voor veel Nederlanders
was Het Loo 'het witte paleis in het groen'. In
de internationale monumentenzorg was het
reconstrueren van dingen die weg zijn toen al
taboe. In Nederland had Jan Kalf (1873-1954)
die visie ook al voorgestaan, maar in de praktijk
werd hier nog steeds veel teruggebracht in
'originele' staat. Ik vond juist het laten zien van
het gegroeide proces zo boeiend en voelde me
verwant met Engelse ideeën over conserverend
restaureren.'
Was de geschiedenis anders gelopen als baron
Van Asbeek (1901-2001) de leiding over de
restauratie van Het Loo niet van Royaards had
overgenomen
'Het is buitengewoon treurig dat Royaards
zo plotseling overleed op die ijskoude nacht
(Royaards raakte met zijn auto ter water). Hij
was inderdaad meer voorstander van het con
serverend restaureren dan ir. J.B. van Asbeck.
Niettemin waardeerde ik Van Asbeck bijzonder.
Niet alleen als mens, maar ook als uiterst zorg
vuldig restauratiedeskundige. Zijn restauratie
van Slot Zeist, verwant aan Het Loo, vormde de
aanleiding hem voor te dragen. Maar ons ver
schil van visie heeft wel tot tijdelijke wrijving
in onze vriendschap geleid. Hij zei: 'Jij zit bij de
verkeerde partij'.
Er zijn destijds zelfs Kamervragen gesteld over
de restauratie. Was het alleen een architec
tuurhistorische of ook een politieke strijd
'Het was de eerste keer dat op het moment dat
een monument gerestaureerd moest worden,
en dit op verschillende manieren kon, de vraag
hoe dat dan moest gebeuren de 'hogere poli
tiek' bereikte. Toenmalig minister Van Doorn
gaf de doorslag. Over de tuin verschilden Van
Asbeck en ik ook van mening. Ik vond die
overgang van de monumentale landschapstuin
naar bos juist zo mooi. Maar Van Asbeck wilde
de formele 17e-eeuwse tuin herstellen, te meer
omdat hij die kans bij zijn restauratie van Slot
Zeist niet had gehad. Archeologisch onderzoek
bracht daarover veel informatie aan het licht.'
Belangrijk voor Temminck Groll waren de res
tauratie van de Cannenburch en het overzeese
erfgoed. 'Cannenburch heb ik geheel volgens
mijn visie kunnen restaureren. Een Poolse col
lega zei, toen hij het resultaat zag, 'Jetzt ich
fühle Ihre Seele!' Ook ben ik erg blij met de
recente buitenrestauratie. De tuin is veel door-
14 Heemschut mei 2012