De laatste kloostercomplexen
van betekenis zijn gebouwd in
de wederopbouwperiode
Conclusie
Soepel
Actieve overheid
Gemeenten als Sittard en Venlo hebben de
afgelopen jaren door zo'n proactieve hou
ding een belangrijke bijdrage geleverd aan de
herbestemming van enkele kloosters. Door de
juiste partijen bij elkaar te brengen en subsidie
beschikbaar te stellen dan wel te lobbyen voor
het binnenslepen van Europese subsidies zijn in
deze steden kloosters herbestemd tot woon
complex of hotel en congrescentrum.
Gemeenten kunnen ook zelf een onderzoek
starten naar een maatschappelijke nieuwe
bestemming voor een leegstaand klooster.
Vooral in kleinere gemeenschappen kan een
maatschappelijke herbestemming, bijvoor-
beeld het ombouwen van een klooster tot
multifunctioneel centrum of dorpshuis, van
zeer groot belang zijn voor de leefbaarheid.
Gecombineerd in een klooster kunnen bepaalde
functies samen wel tot bloei komen, waar een
zelfstandig gebouw voor een afzonderlijke
bestemming te kostbaar zou zijn. Een goed
voorbeeld is de recente herbestemming van het
Mariaklooster in hielden tot Multi-Funetioneel
Centrum Kerkeböske. Dit beseheiden klooster
uit 1929 is met deze herbestemming het hart
van het dorp geworden. In het gebouw is een
streekmuseum gecombineerd met vergader
ruimtes, ruimtes voor plaatselijke verenigingen,
een gymzaal voor een basisschool en een hore
cagelegenheid. Vooral dankzij een proactieve
houding van de verenigingen en de gemeente
kon dit gerealiseerd worden.
Naast gemeenten hebben ook provincies een
belangrijke rol bij de aanpak van de kloos-
terproblematiek. Vooral Brabant en Limburg
realiseren zich dat de kloosters belangrijke
identiteitsdragers zijn en dat de omvang van
de problematiek om grote daadkracht vraagt.
Zo probeert men door het samenbrengen van
partijen en het inventariseren van de wensen
en zorgen van de kloosterlingen het hergebruik
van kloosters mogelijk te maken. Een andere
onmisbare schakel is het beschikbaar stellen
12 Heemschut augustus 2010
van financiën, bijvoorbeeld voor het wind
en waterdicht houden tijdens de leegstand.
Vermoedelijk zal de inzet van Brabant en
Limburg de komende jaren veel betekenen
voor het behoud van dit erfgoed. De werk
wijze van deze provincies verdient in andere
provincies navolging. Jammer is wel dat
bijvoorbeeld Limburg zich alleen inzet voor
de rijksmonumentale kloosters. Toch betekent
dit wel dat gemeentelijke monumenten of nog
niet beschermde kloosters, bijvoorbeeld uit
de wederopbouwperiode, daardoor buiten de
boot vallen. De vraag is of kleinere (Limburgse)
gemeenten in staat zullen zijn om de provincie
in dergelijke gevallen te vervangen.
niet zeggen dat de orden de toekomst van het
eigen erfgoed niet relevant vinden, of daar
geen belangrijke rol in kunnen hebben. Het
onderwerp herbestemming leeft sterk bij de
orden, zoals bleek tijdens een studiedag van de
provincie Limburg en de Konferentie Neder
landse Religieuzen in 2009. Veel orden vinden
het belangrijk dat hun kloosters geen gezichts
loze woongebouwen worden. Men geeft de
voorkeur aan een herbestemming die in lijn ligt
van de (vroegere) werkzaamheden van de orde.
Door als kloosterorde in een vroeg stadium,
dus ruim voor vertrek, contacten te leggen met
overheden en kopers, zijn ongewenste ontwik
kelingen te voorkomen en kan een herbestem
ming soepel verlopen.
Door als rijk, provincies en gemeenten beleid
op dit terrein te ontwikkelen is het mogelijk
langdurige leegstand en sloop van kloosterge
bouwen te voorkomen. Kloosterorden kunnen
door vroeg met herbestemming aan de slag te
gaan het immateriële en het materiële erfgoed
behouden.
Erfgoedorganisaties als Heemschut en het
Cuypersgenootsehap hebben de komende jaren
de taak om de rijksoverheid, de provincies en
gemeenten te wijzen op het belang van behoud
en herbestemming. En waar nodig zullen ze
bepaalde processen moeten ondersteunen.
H. Wesselink en N. Vervat zijn actief voor
de Bond Heemschut
Maastricht. Het Canisianum, een voormalig
Jezuïtenklooster, tegenwoordig in gebruik bij
de Universiteit Maastricht. Foto Léon van Loo dank aan Rogier Moulen Janssen van
de Konferentie Nederlandse Religieuzen
Ook van de rijksoverheid mag een actieve
rol verwacht worden. Het rijk heeft echter
maar zeer weinig gedaan. De verwachtingen
die werden gewekt in 2008, het jaar van het
religieus erfgoed, zijn helaas niet omgezet in
daden.
Uiteraard mag de rol die de kloosterorden
zelf bij het behoud en hergebruik hebben niet
vergeten worden. Zij stellen in tegenstelling
tot de bisdommen minder eisen aan de nieuwe
bestemming van een gebouw. Dat wil echter