De wederopbouwkerken vormen het sluit stuk van een eeuwenlange kerkbouwtraditie die voorafgaat aan de vernieuwingen van de jaren zestig van de twintigste eeuw oeuvre van belangrijke architecten, alsmede in belangrijke stromingen, zoals de internationaal bekende Bossche School. Recentelijk verdwenen onder andere de H. Willibrordkerk in Almelo van J. de Jong uit 1966, de H. Jozefkerk in Vaals van J. Huysmans uit 1958, de H. Maria Gorettikerk in Kerkrade van J. Fanchamps uit 1954 en de protestantse Opstandingskerk in Apeldoorn van D. Zuiderhoek uit 1966. Vele andere kerken zullen nog volgen. In heel Nederland sluiten in de nabije toekomst circa duizend kerken, waarvan heel wat uit de wederopbouwperiode. Momenteel dreigt onder meer sloop voor de Fi. Christus Koningkerk in Fleerlen-Nieuw Einde, een hoogtepunt in het oeuvre van J. Fanchamps uit 1965, en de belangrijke FI. Stephanuskerk in Moerdijk van JJ.M. van Halteren uit 1956. Spoedprocedure De eerste stap die naar een duurzame toe komst voor de wederopbouwkerken gezet moet worden is een structureel aanwijzingsbeleid door de overheid. Dit kan door de vijftig- jaren- grens in de Monumentenwet te schrappen, zoals de overheid zelf recent heeft voorgesteld. Daarbij zal de lijst van wederopbouwmonu- menten aanzienlijk uitgebreid moeten worden met tweehonderd of meer objecten, waarvan circa twintig procent kerkgebouwen. Een mogelijkheid is ook om belangrijke kerken via een spoedprocedure aan te wijzen, vergelijk baar met de snelle inventarisatie en aanwijzing van negentiende-eeuwse kerken in de jaren zeventig. Van belang is om er vroeg bij te zijn, aangezien aanwijzingsprocedures, gestart in de fase van een dreigende kerksloop, vaak averechts uitpakken. Laat de landelijke overheid haar aanwijzende taak liggen, of blijkt dat veel kerken toch buiten de boot dreigen te vallen, dan is het aan gemeenten en provincies om zich in te zetten voor bescherming van de wederopbouwkerken. Ook een pro-actieve houding van monumen tenorganisaties als Fleemschut en het Cuy- persgenootschap zal in de komende jaren hard nodig zijn. Floopvol is de modernisering van de monumen tenzorg (MoMo). Deze is gericht op gebiedsge richte monumentenzorg. Dat biedt kansen voor de vele stedenbouwkundig belangwekkende kerken uit de wederopbouwperiode. Gebieds gerichte monumentenzorg is onder andere toe pasbaar in de Noordoostpolder, in Brabant en Limburg, in kernen in westelijk Zeeuws-Vlaan- deren en in naoorlogse stadsuitbreidingen. Sleutel tot behoud Niet alleen het aanwijzen van belangrijke kerken is van belang, ook herbestemming van wederopbouwkerken dient hoger op de agenda te staan. Flerbestemming is immers de sleutel tot behoud, maar stuit bij kerken vaak op problemen. Groot knelpunt vormen de strin genter wordende standpunten van kerkgenoot schappen inzake herbestemming. Een ander probleem is hun verslechterende financiële situatie, wat snelle verkoop aan marktpartijen aantrekkelijk maakt. Meestal resulteert dit dan in sloop. In dergelijke situaties is er zelden tijd voor serieus onderzoek naar herbestemming, of overheden weigeren grofweg subsidie te verstrekken bij goede mogelijkheden voor herbestemming. Vaak blijken deze kerken wel veel kansen te bezitten. Ze hebben meestal een centrale lig ging in een dorp of een wijk en ze zijn vaak eenvoudig te herbestemmen door hun struc tuur (betonskelet, blokvormige bouwvolumes, grote raampartijen). Bovendien liggen ze vaak vrij, te midden van groen, hetgeen aanbouw, indien noodzakelijk, mogelijk maakt. Door herontwikkeling van een wijk of dorps centrum middels inpassing van een wederop- bouwkerk in een nieuw plan behoudt men de historische gelaagdheid, en dat stelt architecten en ontwikkelaars voor uitdagingen. Hoe meer historische gelaagdheid, des te aantrekkelijker de omgeving op langere termijn blijft. Krimp Een nieuw probleem bij het onderzoek naar hergebruik van deze kerken is de krimp van de bevolking. Veel, vooral katholieke kerken liggen in gebieden waar de komende decennia sprake is van bevolkingskrimp en dus van afnemende economische en ruimtedruk. Dit maakt dat er een overschot ontstaat aan vastgoed, en dus niemand zit te wachten op de lege vierkante meters in een kerk. Dit probleem vraagt om een andere denkwijze over de ruimtelijke planvor ming. Gemeenten dienen zich te realiseren dat sloop in dat geval niet de beste optie is, en dat zorgvuldig herbestemde monumentale objecten juist een bijdrage kunnen leveren aan het leef baar houden van leeglopende wijken en dorpen. Dit vraagt echter wel om investeringen van de zijde van overheden of organisaties als een stadsherstel of provinciale erfgoedbeheerders als de Stichting Oude Groninger Kerken. De wederopbouwkerken vormen het sluit stuk van een eeuwenlange kerkbouwtraditie die voorafgaat aan de vernieuwingen van de jaren zestig van de twintigste eeuw en aan een periode van ontzuiling, secularisatie en ontkerkelijking. Als zodanig is dit erfgoed onvervangbaar. Deze gebouwen vervulden eens een centrale functie in de wijk of omgeving. Aan het begin van de eenentwintigste eeuw verdienen zij wederom een dergelijke functie, afgestemd op de reële locale behoefte van vandaag, en weer met een open gezicht naar de omgeving. H. Wesselink studeerde in 2008 af als archi- tectuurhistoricus aan de VU. Zijn onderzoek concentreert zich op de negentiende en twintigste-eeuwse kerkbouw. 16 Heemschut april 2010

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2010 | | pagina 18