In de fase waarin diverse haalbaarheidsstudies worden uitgevoerd ook de cultuurhistorische component meenemen stedenbouwkundige opzet wordt het karakte ristiek van het gebouw gevormd door de sub tiele samenhang tussen vormgeving en func tionaliteit. Bovengenoemde karakteristieken vroegen een terughoudende benadering bij een herbestemming; grote interventies zouden snel het bijzondere karakter van het gebouw verstoren. Uitgangspunt van de ontwikke lingsverkenning was de toekomstige functie zodanig in te passen, dat de architectonische verschijningsvorm en logistieke opzet werden gerespecteerd en mogelijk op sommige punten zelfs werden hersteld. De toekomstige rol van het gebouw als onderdeel van de universiteitsas en de beoogde functie als huisvestingsplaats voor allerhande universiteit- en student-gere lateerde instellingen, leidde tot de noodzaak het grootschalige gebouw aantrekkelijker te maken en een bepaalde mate van transparantie aan te brengen. Het onderzoek resulteerde in scenario's waarin de thema's verkeersstructuur en transparantie centraal stonden. Zo werd aanbevolen de hoofdentree aan de Goudse- singel conform de oorspronkelijke opzet weer open te maken, de gesloten gemetselde wanden aan de expeditiestraatzijde te verwijderen en de onderdoorgangen naar de expeditiestraat terug te brengen, waardoor een duidelijke visuele verbinding met het binnengebied zou ontstaan. Het klooster in Amersfoort en het Industriegebouw zijn beiden momenteel nog in de herontwikkelingsfase. Energieduurzaamheid Een actueel ontwikkelingsthema in de laatste jaren is ook de verbetering van de energie duurzaamheid van historische gebouwen. Bij oude gebouwen kan immers het doorvoeren van standaard energiebesparende maatregelen desastreuze gevolgen hebben voor zowel de technische staat als het monumentale karakter van een gebouw. Zo wordt de vochthuishouding verstoord en kan schade aan een pand ontstaan door bijvoorbeeld condensatieproblemen. Ook hier kan een analyse van de monumen tale waarden en de technische condities van het gebouw op voorhand richting geven aan de pakketten verantwoorde maatregelen die genomen kunnen worden. Naast het inmiddels bekende 'monumentenglas' met een warmte reflecterende folie, zijn er technieken als de verwarming van buitenmuren met bedrading. Door de muur te verwarmen wordt deze minder vochtig, waardoor de warmteweerstand van het metselwerk stijgt. Het energieverlies van de verwarming wordt ruimschoots gecompen seerd door de hogere Rc-waarde (de isolerende prestatie) van de buitenmuur. Deze techniek wijkt totaal af van de standaard toegepaste bin- nenisolatie die de muur juist kouder en vochtiger maakt met alle problemen bij houten balklagen en ijzeren ankers van dien. Gewijzigde aanpak In de praktijk blijkt, dat wanneer initiatiefnemers op voorhand weten waar vanuit technisch en cultuurhistorisch perspectief de mogelijkheden liggen, de cultuurhistorische waarden zonder al te veel moeite in het ontwikkelingsproces mee genomen kunnen worden. Het vraagt alleen om een nieuwe benadering van het planproces. Ont wikkelende partijen moeten in de fase waarin diverse andere haalbaarheidsstudies worden uit gevoerd, ook de cultuurhistorische component meenemen. Bij overheden ligt de taak om naast het beoordelen van bouw- en cultuurhistorische waardebepalingen ook de daaruit voortvloei ende ontwikkelingsanalyses te beoordelen. Een dergelijk planproces laat een herbestemming of herontwikkeling zowel voor de initiatiefnemers als voor de monumenteninstanties soepeler ver lopen en leidt tot een bevredigender resultaat. H. van der Zanden en H. Schoch zijn in 2007 het adviesbureau Onderzoek en Ontwikkeling Monu menten (O.O.M) gestart. Zij hebben zich gespeci aliseerd in de herontwikkeling en energie duurzaamheid van monumenten. www.oomadvies.nl Het in 1931 door de architecten J.B. Koldeweij en W.C.A. Kroes ontworpen klooster- en scholencomplex Onze Lieve Vrouwe ter Eem in Amersfoort. Links de uitbreiding uit 1938 hof noord, foto midden de omgang zuid van het klooster, en rechts de westgevel van de kweekschool en het klooster. 14 Heemschut april 2010

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2010 | | pagina 16