praktijk Nieuwe monumentenwet in de Ad Bokhorst en Willem Heijbroek - De nieuwe monumentenwet (MoMo) zegt dat bij het opstellen van bestemmingsplannen de cultuurwaarde van bestaande bebouwing, parken of cultuurlandschappen moet worden bepaald. Een goed uitgangspunt, maar functioneert dat ook in de praktijk? De voornaamste knelpunten voor toepassing van de nieuwe wet liggen bij de cultuurwaarde bepalingen en bij het onderzoek naar herbestemming. BIJ DE ONTWIKKELING VAN sloopplannen of andere ingrepen dient volgens MoMo eerst te worden onderzocht of bestaande bouwwerken of ensembles kunnen worden gehandhaafd en herbestemd. De voordelen zijn zonneklaar. De monumentenzorg wordt onder deel van ruimtelijke plannen met aandacht voor de omgeving. De regels worden eenvoudiger en er zijn minder regels. Het herbestemmen van monumenten wordt gestimuleerd. Burgers en maatschappelijke organisaties worden bij de monumentenzorg betrokken. Dit alles lijkt een goed uitgangspunt, maar hoe zal dit in de praktijk uitpakken? Met andere woorden: hoe is het gesteld met de hand haafbaarheid van deze wet? Het op een vroeg tijdstip betrekken van particuliere organisaties houdt in, dat deze voorafgaand aan het in procedure brengen van bepaalde bestemmings plannen of bij wijzigingen daarin (sloopvergun ningen) worden ingelicht. Vele vooral kleinere gemeenten zijn hier niet van gediend en willen eerst het oordeel van de gemeenteraad. Dan is het voor andere belanghebbenden meestal te laat, omdat de standpunten al zijn ingenomen. Met alle gevolgen van dien. Inspraak en het aandragen van alternatieven en plannen voor herbestemming worden dan alleen maar lastig gevonden. De voornaamste knelpunten voor toepassing van de nieuwe wet liggen bij de cultuurwaar debepaling en bij het onderzoek naar herbe stemming. Wie bepaalt immers in hoeverre herstel en herbestemming mogelijk, wenselijk en financieel haalbaar zijn? De huidige praktijk is dat gemeenten de te ontwikkelen gebieden in handen van projectontwikkelaars geven. Die zijn in het algemeen gewend eerst bestaande opstallen te verwijderen, om daarna het gebied opnieuw in te richten. Dit voorkomt het zoeken naar creatieve andere oplossingen en maakt het de ontwikkelaar uiteindelijk makkelijker. Daar komt bij, dat beeldbepalende gebouwen en zeker ensembles in zo'n gebied vaak geen bescherming hebben. B ft W nemen dan het standpunt in, dat zij een sloopvergunning niet kunnen weigeren. Wij willen dit toelichten met twee voorbeelden van sloop van panden die geen wettelijke bescher ming hadden, maar wel belangrijk waren. De Pendiie In november 2009 zijn in het Zuid-Limburgse dorp Eys het woonhuis De Pendiie en een aan palend bedrijfspand gesloopt. Deze gebouwen maakten deel uit van een fraai dorpsensemble met daarin een aantal gevels van Kunrader- steen en niet in de laatste plaats de mooie, vrij gelegen barokke Sint Agathakerk. Op de vrijge komen ruimte zal een appartementengebouw komen. Heemschut heeft in augustus 2007 bij de gemeente Gulpen-Wittem bezwaar aangete kend tegen de sloop. Dit bezwaar is ongegrond verklaard. De minister heeft vervolgens nega tief gereageerd op een verzoek van Heemschut tot aanwijzing als beschermd monument. Daarmee waren de juridische mogelijkheden uitgeput. Parallel aan de formele procedure is in 2008 en 2009 een intensieve en boeiende discussie tussen Nederlandse en Duitse historici ontbrand, die het beeld opriep, dat het belang van de Pendiie veel groter is dan tot dusver was aangenomen. Unaniem onderkent men het belang van een bouwhistorisch onderzoek, zodat waardevolle informatie over de bouw geschiedenis en betekenis niet verloren gaan. Heemschut heeft het college van burgemeester en wethouders van Gulpen-Wittem in een uitgebreide brief verzocht de eigenaar van het pand te bewegen zo'n onderzoek toe te staan en ook zélf als gemeentebestuur actief op te treden waar het gaat om het uitdragen van het belang van een goed monumentenbeheer. Helaas moet worden vastgesteld dat de gemeente veel te lichtzinnig met monumenten omgaat. Het ontbreken van een monumen tenlijst is uiteindelijk de doodsteek geworden voor De Pendiie en daarmee ook voor het fraaie dorpsgezicht. Nassaustraat De woonhuizen Nassaustraat 10-12 in IJzen- dijke, Zeeuws-Vlaanderen. Het betreft hier twee panden, waaronder het oudste huis van IJzendijke, waarover in het vorige nummer van Heemschut al is bericht. Toen pleitten wij er samen met omwonenden nog voor beide te sparen. Heemschut diende een aanvraag in voor opname op de rijksmonumentenlijst, met het doel tijd te winnen. Al voorafgaand aan inspectie door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed begonnen de eerste sloopwerkzaam heden, zodat gedeelten niet meer konden worden bezocht. Het resultaat van de sloop is een groot gat in de straatwand (zie foto). 12 Heemschut februari 2010

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2010 | | pagina 14