Opstellen over tastbare herinneringen van de lieu de memoire Philip Bosscher - Je kunt er naartoe en er is nog steeds iets te zien van de Nederlandse geschiedenis. Aan de hand van een serie van vier boeken is het nog steeds tastbare verleden van Nederland en de Nederlanders in een Wesseling. Het spoor terug voert langs verrassende herinneringen. groot aantal opstellen in kaart gebracht onder de redactie van professor landse'plaatsen van herinnering' Een van de vier delen met Neder- ENIGE TIJD GELEDEN schreef ik, naar aanleiding van de herdenking van de geboorte van admiraal De Ruyter in 1607, over het vanuit Frankrijk in ons land geïntro duceerde begrip lieu de memoire. Door mij werd verwezen naar de definitie van dit begrip die professor dr. HL. Wesseling geeft. Hij is hoofdredacteur van een reeent verschenen serie boeken over dergelijke plaatsen, die van betekenis zijn voor de Nederlandse geschie denis. Ik parafraseerde hem toen als volgt. 'Het gaat om plaatsen waar men - ...- naar toe kan gaan en waar nog steeds iets te zien is'. Het lijkt me voor onze lezers niet ondienstig enige aandacht te besteden aan genoemde serie. Deze is bescheidener van opzet dan het Franse voorbeeld. Het telt vier in plaats van zeven delen. Vooraf ging in Nederland wat wij een beseheiden proefballon mogen noemen. Eén bundel onder redactie van N.C.F. van Sas. Het zullen wel marketingoverwegingen zijn geweest die de uitgever ertoe gebracht hebben de chronologie om te keren. Achtereenvolgens verschenen, gedurende de periode 2005 tot 2007, de delen betreffende de twintigste eeuw, de negentiende, de zeventiende en de acht tiende eeuw en de periode van prehistorie tot Beeldenstorm. De boeken behandelen niet alleen plaatsen binnen de grenzen van het huidige koninkrijk, maar ook in België, Frankrijk, (Latijns) Amerika en Azië. Iedere plaats van herinnering wordt voorgesteld middels een kort opstel en enkele afbeeldingen, waarvan vele in kleur. Wesselings criterium 'dat er nog steeds iets te zien is' wordt ruim opgevat. Langs de Goog bij Muiderberg herinnert slechts een stoeptegel met het simpele jaartal '1296' aan de moord op Grave Floris. De Javazee blijft zichzelf in stille majesteit. De auteurs van de diverse bijdragen tonen zich zeer deskundig, al zijn er wel enkele uitglijders te constateren. Niemand minder dan Frits van Oostrom situeert de moord op de gebroeders De Wit 'voor de Ridderzaal' in plaats van bij de Gevangenpoort en de Leidse historicus Van den Doel spelt in zijn interessante stuk over Linggarjati (de ook door hem gebruikte spelling 'Linggadjati' is de meeste Nederlandse lezers meer vertrouwd) een in het verhaal belangrijke scheepsnaam tot tweemaal toe en op twee verschillende manieren verkeerd. Architectuur Het moge duidelijk zijn dat het bij deze boeken niet gaat om gidsen voor architectuur en land schap. Deze elementen krijgen echter soms, niet altijd, aandacht als de omgeving waarbinnen zich historische feiten afspeelden. Zo vindt men her en der interessante mededelingen daarover. Het inleidende hoofdstuk bij deel I confronteert de lezer met het kasteeltje Sypesteyn te Nieuw- Loosdrecht waar de laatste telg van een adellijk geslacht het decor creëerde voor een door hem gedroomde familiegeschiedenis. In de bijdrage over het Valkhof worden 'de ontluistering en de afbraak' van de Nijmeegse keizersresidentie uitvoerig behandeld - en maakt Sandra Lange- reis ook nog een knipoog in de richting van de hedendaagse plannen tot reconstructie. De Leidse architeetuurhistoricus Aart Mekking schrijft over de Maastrichtse Sint-Servaaskerk en formuleert daar een vernietigend oordeel over de laatste restauratie van het interieur, onder leiding van 'een orthodox-protestantse noorderling'. De bijdrage van de Nijmeegse kunsthistoricus Jos Koldeweij over de Bosse Sint-Jan begint met boeiende citaten die aan geven hoe een 19de eeuwse predikant de nog net protestantse kathedraal beleefde. Herman Pleij laat zijn licht schijnen over de redding van het Huis van Maarten van Rossum in Zalt- bommel, over zijn betekenis als 'model voor een nationale bouwstijl' en over wat hij ziet als "karaktermoord' op de bouwheer. In zijn bijdrage voor het tweede deel geeft de Utrechtse hoogleraar in de economische geschiedenis Jan Luiten van Zanden een helder overzicht van de wording van de Beemster als modeldroogmakerij. De Leidse historicus Maurits Ebben beschrijft het interieur van het Mauritshuis zoals dit eruitzag voordat het in 1704 door brand werd verwoest. Koen Ottenheym, stellig de daarvoor meest gekwali ficeerde auteur, vergelijkt de deeoratiesehema's van de interieurs van het Amsterdamse stadhuis op de Dam en het Haagse Huis ten Bosch. P.W. Klein, nestor van de Nederlandse augustus 2008 Heemschut 13 Plaatsen met iets te zien Plaatsen van herinnering WIM BLOCKMANS SC HERMAN PLEIJ

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2008 | | pagina 15