AMSTERDAM Amsterdam Monumenten Et Archeologie (deel) 6, V. van Rossem/G. van Tussenbroek/ J. Veerkamp, Amsterdam (Bureau Monumenten Et Areheologie/Bas Lub berhuizen) 2007, 143 p. (ISBN 978 90 5937 1484) Paul van Kempen/Caroline Hom, Verborgen Kastelen in zicht, Archeologisch onderzoek en inrichting van kasteelterreinen, Amsterdam (RAAP Archeologisch Adviesbureau) 2005, 104 p. (ISBN 9053721142) Deze rijk geïllustreerde en degelijk gedocumenteerde bundel is de zesde in een reeks. Zij geeft een goede indruk van het gevarieerde karakter van het gebouwde erfgoed in Amsterdam waarvoor het gemeentelijk Bureau Monumenten Et Archeologie (mede) verantwoordelijkheid draagt. De eerste twee hoofdstukken behandelen in oorsprong 16e-eeuwse torens: Gabri van Tussenbroek schrijft over de Mon- telbaanstoren die begin 17e eeuw onder leiding van Hendrick de Keyser en Hendrick Staets van vesting- tot klok- ketoren werd getransformeerd. Ronald Glaudemansen Hein Hundertmark behandelen de kerktoren van Ransdorp. De archeologie krijgt aandacht in een hoofdstuk over een bijzondere vondst aan het Damraktracé van de Noord-Zuidlijn: een bijna gave tang voor het merken van textielloden uit de 14e eeuw. Archeologisch is ook het thema van twee wat onderwerp betreft tamelijk nauw verwante hoofd stukken: van Ranjith Jayasena over een mikwe - ritueel bad - onder de Nieuwe (Hoogduitse) Synagoge en van Jerzy Gawronski en Jorgen Veerkamp over (overblijfselen van) verdwenen waterkelders in de binnenstad. De grachtengordel komt aan bod in een artikel van Coert Peter Krabbe over het in oorsprong 17e-eeuwse huis Keizersgracht 451 zoals dat in de 19e eeuw tweemaal verbouwd is onder leiding van eerst (1860-1861) Cornelis Outshoorn en later (plm. 1900) Eduard Cuypers. Vooral de toen ontstane interieurs waarvan vrij veel bewaard is gebleven zijn interessant. Een onder werp dat tegenwoordig terecht veel aandacht krijgt is 'de kleur van de stad' dat hier behandeld wordt door Ronald Pellemans en Dick van der Horst.. Deze auteurs wijzen erop dat 'historisch kleurgebruik' een inspiratiebron zou kunnen zijn bij het opnieuw schil deren van gevels en dat daarover veel gegevens verzameld zijn bij het Bureau Monumenten Et Archeologie. Dik de Roon en Jos Smit schrijven over het Rijkskantoorgebouw voor het Geld en Telefoonbedrijf ('Geldkantoor') dat in de jaren 1920 tot stand kwam naar ontwerp van J.F. Crouwel en binnenkort het bestuur van het Stadsdeel Centrum gaat huisvesten. Dit project, achter het huidige Koninklijk Paleis, kent een curieuze ontwikkelingsgeschiedenis. Wat uiteindelijk tot stand kwam, gekenmerkt door een betonskelet met baksteenwanden en veel glas, doet de auteurs sterk denken aan vroeg werk van Frank Lloyd Wright. De bundel eindigt met een overzicht, van de hand van Vincent van Rossem, van de inhoud van twintig afleve ringen van het jaarboek 'Architectuur in Nederland'. Hierbij valt de nadruk uiteraard op projecten in Amsterdam. Dat deze 'al met al een knap verwar rend beeld' opleveren behoeft niet te verbazen, alleen al omdat het ging om een aanmerkelijke verscheidenheid van opdrachten. Edward Houting, Groninger Borgen. Wandelingen door tuin en tijd, Leeuwarden (Noordboek) 2007, 160 p. (ISBN 978 90 330 0555 8 De tijd dat men in de Ommelanden vele tientallen borgen, vaak voortgekomen uit steenhuizen, kon vinden is lang voorbij. Het kan zelfs een punt van discussie zijn of er in Groningen nog wel een echt middeleeuws steenhuis te vinden is na de sloop van de borgen bij Lel lens en Pieterburen rond het begin van de vorige eeuw echte' steen huizen zijn in ieder geval nog wel te vinden bij het Friese Veenwouden en over de Rijksgrens, in het Oostfriese Bunderhee). In dit boekje dat na weinig meer dan één jaar al een herdruk beleefde worden zestien nog bestaande borgen behandeld. Sommige zijn nog in de Middeleeuwen ontstaan zoals de Menkemaborg bij Uithuizen en de Fraeylemaborg bij Slochtreren, beide ware 'topmonumenten'. Andere zijn later tot stand gekomen zoals Rust hoven onder Wirdum en Welgelegen onder Sappemeer, beide thans vrijwel unieke voorbeelden van respectieve lijk een 'tichelborg' (herenhuis bij een steenfabiek) en een 'veenborg'. In dit rijk geïllustreerde boekje ligt de nadruk op de omgeving van de borgen. Tuin, boomgaard en park, voorzover aanwezig, worden uitvoerig behandeld. Wandelkaartjes wijzen een weg door de verdere omgeving van de meeste der behandelde borgen.. Nuttig is ook een opgave per borg van de daar voorko mende vruchtbomenrassen. Ons vaderland telt vele tientallen terreinen waar boven en vooral in de grond overblijfselen van kastelen aanwezig zijn. Dit instructieve boekje geeft in woord en beeld weer hoe het mogelijk is middels archeologisch onderzoek en een verantwoorde inrichting van het terrein in kwestie deze objecten 'weer op de kaart te zetten'. Per provincie wordt tenminste één voorbeeld van een dergelijk project min of meer uitvoerig behandeld. Vele andere worden terloops genoemd of gedocumenteerd in illustraties. Mij spraken in het bijzonder aan het 'stalen luchtkasteel', een reconstructie op ware grootte van de 17e-eeuwse Uniastate in het Friese Beers, de herbouw van het corps de logis van het Schager Slot bij de bewaard gebleven hoektorens en de wijze waarop de bevolking van mijn geboorteplaats Heiloo herinnerd wordt aan het daar eens aanwezige kasteel Ypenstein. Curiositeitshalve vermeld ik dat tussen diverse afbeeldingen van kastelen 'in welstand' men ook enkele voorbeelden vindt van historiserend bouwen zonder relatie met een voor ganger zoals Allingastate bij Allinga- wier en een nog niet voltooid 'kasteel' aan de A6 bij Almere. De aanbeveling door de directeur van de Nederlandse Kastelenstichting is mijns inziens alles zins terecht. december 2007 Heemschut 47 menten Archeo

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2007 | | pagina 49