Snuffelen
46 Heemschut december 2007
\ifia v.ui den Broek
Kleirte uunninenten
i;n de strijd voor bun behoud
Bedreigd Verleden
Kleine monumenten en de strijd voor
hun behoud, Nina van den Broek,
Groningen (Passage) 2007, 121 p. (ISBN
97890 5452 1693)
De kunst van het stadhuis
Openbaar kunstbezit van de gemeente
Groningen, Anton Brand/ Alfred Kaze-
mier/ Dick Siersema (red.), Groningen
(gemeente) 2006, 83 p. (ISBN 13:978-
90- 9021359-0)
Een gebied als het platteland van Gro
ningen onderscheidt zich door de aan
wezigheid van monumentale gebouwen
van nationale of zelfs boven-nationale
betekenis, zoals romaanse en romano-
gotische dorpskerken en de monumen
tale borgen Menkema en Fraeylema.
Deze zijn vakkundig beschreven en
worden - naar wij mogen aannemen
- afdoende beschermd. Daarnaast vindt
men er echter ook vele kleine objecten
die in principe 'monumentwaardig' zijn
en de bescheiden, maar onontbeerlijke
voetnoten vormen bij het verhaal van
de geschiedenis van het gewest. Het
lijkt mij een zeer goed initiatief te
zijn geweest van de cultuurhistorica
Nina van den Broek in deze uitgave
aandacht te besteden aan specifiek
deze categorie van monumenten en
daarbij te rade te gaan bij een netwerk
van mensen die de streek in kwestie
goed kennen en zich ermee verbonden
voelen. Zij confronteert ons met een
grote verscheidenheid van objecten
zoals de waarschijnlijk in oorsprong
middeleeuwse herberg 'Onder de
Linden' te Aduard, een sarrieshut
'ambtswoning van een belasting
gaarder) bij 't Zandt en het terrein waar
eens de Borg Harssens stond en dat
als zodanig nog goed herkenbaar is.
Terecht wordt hier niet alleen aandacht
besteed aan objecten die herinneren
aan een ver verleden. Zo wordt men
ook geconfronteerd met een trans
formatorhuisje bij Grijpskerk waar
tijdens de Tweede Wereldoorlog de
persoonskaarten van het gemeentelijk
bevolkingsregister werden verborgen
en een luchtwachttoren bij Warfhuizen.
Evenzeer terecht is dat in de titel van
dit boekje gewaagd wordt van 'strijd'.
Een strijd die niet zelden onherroepe
lijk verloren werd, zoals bij de dorpen
Heveskes, Oterdum en Weiwerd die
geheel of bijna geheel werden weg
gevaagd ten gevolge van de haven
uitbreiding van Delfzijl. Soms liep die
strijd ook merkwaardig af, zoals toen
de historische kern van Zoutkamp ten
offer viel aan de ambitie van bestuur
ders: een deel van de gesloopte huizen
kreeg nieuw leven in het Zuiderzeemu
seum te Enkhuizen.
Misschien is nog merkwaardiger wat
gebeurde met een middeleeuwse
sacramentsnis te Engelbert. In 1948
werd het beeldhouwwerk afgehakt
omdat men een vlakke wand wilde die
met hardboard kon worden bekleed. De
brokstukken belandden deels in de tuin
van de president-kerkvoogd. En deels in
een container. Bij de laatste restau
ratie kregen zij weer de plaats waar
zij horen. Monumenten van deze aard
leert men pas goed kennen middels
wat wel genoemd wordt een oculaire
inspectie ter plaatse. De samenstelster
heeft er dus goed aan gedaan in het
boekje een tweetal fietsroutes op te
nemen.
Ook bij openbare gebouwen is 'kijken
achter de gevel' zelfs bij gelegen
heden als Open Monumentendag niet
altijd een bezigheid die het gewenste
resultaat oplevert, omdat 'binnen'
toch bepaalde deuren gesloten blijven.
Alleen reeds daarom is er reden tot
dankbaarheid voor het verschijnen
van dit boekje. Vooral door de vele
illustraties krijgt men een goede eerste
indruk van wat er aan schilderijen
en geschilderde decoraties in het
Groninger stadhuis te vinden is. Ik vind
het wel jammer dat de samenstellers
zich erg sterk hebben geconcentreerd
op de relatie tussen het gemeentebe
stuur en 'de Ploeg' die zich al vroeg
na het tot stand komen van deze
kunstenaarsbent ontwikkelde en ertoe
leidde dat uiteindelijk veel werk van
'Ploeg'-leden in het stadhuis terecht
kwam (een merkwaardig symptoom
van haast overtrokken aandacht is,
dat de wandschilderingen van Johan
Dijkstra in de Trouwzaal tweemaal zijn
gereproduceerd, in kleur en in zwart
wit; laatstgenoemde reproducties zijn
overigens zo vaag dat ze nauwelijks
documentaire waarde hebben). Een
positief gevolg van deze benadering is
dat men, bij voorbeeld, op indringende
wijze wordt geconfronteerd met Jan
Altinks portret van Eltjo Rugge en diens
vrouw dat 33 jaar na het ontstaan door
de gemeente werd aangekocht. De
reden van deze late aankoop is wel dat
het hier gaat om een typisch familie
portret (dat trouwens ook lang fami
liebezit is gebleven) dat ook in zoverre
een uitzondering is in de gemeentelijke
collectie dat Rugge geen burgemeester
is geweest. Hij bracht het 'slechts' tot
wethouder (alsook lid van Provinciale
Staten en van de Tweede en Eerste
Kamer). Als zodanig was hij wel - nadat
in november 1918 een merkwaardige
faux pas in het voetspoor van Troelstra
hem een tijdlang diskwalificeerde voor
het pluche - vele jaren de 'Wibaut'van
Groningen met grote en heilzame
invloed op de ontwikkeling van de
stad. Een en ander wordt in het boekje
uitvoerig toegelicht. Ik vind het jammer
dat men een dergelijke toelichting mist
bij andere portretten, zoals die van
de burgemeesters Modderman, Van
Starkenborgh en Quintus (ik neem aan
dat laatstgenoemde ook burgemeester
geweest is, al wordt dat nergens
vermeld). Van een aantal romantische
schilderijen nu in het stadhuis wordt
alleen vermeld dat deze tot recent
in bruikleen waren bij de politie. De
toelichting bij het portret van Raben-
haupt, de verdediger van Groningen in
1672, en bij die icoon van de Groninger
stadsgeschiedenis, Eerelmans Paarde-
keuring, zijn zo summier dat men er
nauwelijks iets aan heeft. Kortom, deze
uitgave biedt niet meer dan een eerste
gelegenheid tot kennismaking met
een collectie die, hoe heterogeen ook,
uitvoeriger behandeling waard is.