HHH
geen ander zo gevolgd. Kees Rouw typeert
hem als 'Kameleon uit overtuiging'.
Dat Sybold van Ravesteyn zo ontwierp was
niet vreemd. Hij verkeerde in de periode
1925-1935 in het Utrechtse kunstenaars
milieu; was bevriend met Qerrit Rietveld en
leerde via hem kunstenaars als El Lissitzky en
Kurt Schwitters kennen, onderhield con
tacten met onder meer J.J.P. Oud (1890-
1963), Piet Mondriaan, Jan Engelman en de
groep rond het tijdschrift De Gemeenschap,
waarin hij tal van artikelen publiceerde. In
deze periode werd hij gevormd en ontwik
kelde hij een eigen stijl. Scharleman en
Koudijs dateren zijn doorbraak rond 1926-
1927 met als kenmerk 'de gebogen lijn als
vormbepalend element'.
Aanpassing
De eerste verandering voor De Holland komt
als begin jaren vijftig Van Ravesteyn
opdracht krijgt voor een uitbreiding (1952).
Zijn plan behelst de toevoeging van een
vleugel haaks op de lengteas van het gebouw
in twee verdiepingen plus souterrain met
verlenging van de ovale commissarissenkamer
op de eerste verdieping. Een ontwerp dat een
perfect geheel vormt met het bestaande,
maar waarvoor wel de achterzijde - ronde
aanbouw en tuinmuren - werden opgeofferd.
Om onduidelijke redenen is de aanpassing
nooit gerealiseerd.
In 1961 wordt aan Hans E. Oud (zoon van J.J.P.)
opdracht verleend voor het bouwen van
een nog bestaande kantoorvleugel (1968).
H.E. situeerde zijn ontwerp - bestaande uit
vijf verdiepingen - eveneens haaks op het
bestaande gebouw, doch respectvol op
afstand daarvan. Zodat Van Ravesteyn's
ontwerp onaangetast blijft, zij het dat ook
in dit plan de achterzijde daarvan verdwijnt.
H.E. was zo netjes om Van Ravesteyn van zijn
opdracht op de hoogte te brengen. Al even
chic antwoordde Sybold: 'Nihil Obstat'.
Kees Rouw - Bureau Rouw ft De Koek
architecten - dat schouwburg Kunstmin in
Dordrecht restaureerde (1992-1993) en het
de riante uitstraling van Van Ravesteyn
hergaf, beschrijft in zijn uitvoerige studie dit
alles gedetailleerd. Hij concludeert: 'De keuze
van de directie voor een kantoorgebouw met
kamers aan weerszijden van een gang bete
kende indirect het einde voor het kantoor
interieur van Van Ravesteyn.'
De tweede verandering danken wij aan
Bos-Kalis, die het nodige aan interieur eruit
sloopt. De derde aanslag betreft de verlening
van een sloopvergunning. De commotie die in
1987 - ook landelijk in NRC-Handelsblad en
Het Parool respectievelijk op 20 en 24
februari - daarover ontstaat, resulteert in
overeenstemming tussen gemeente en
eigenaar: geen sloop maar verbouwing ten
behoeve van een vestiging van Albert Heijn.
Maar voor dat doel is het vloeroppervlak
ontoereikend: de laatste restjes interieur
verdwijnen, en over de gehele lengte worden
ter weerszijden zijvleugels (dozen) aange
bracht en opgehangen in een staalcon
structie, met doorgangen in de raampartijen.
De aanblik is niet fraai, maar de oplossing is
omkeerbaar en het pand er mee gered.
Andermaal blijkt dat aanpassing aan de
nieuwe functie alleen dan zinvol is, als die
ook fysiek in het pand past. In 2003 verzoekt
de Vereniging voor Industriële Archeologie
bescherming als rijksmonument, hetgeen de
staatssecretaris afwijst. De onfortuinlijk ver
lopen procesgang behandel ik in een volgend
artikel. Intussen is het toekennen van een
gemeentelijke monumentenstatus van wat er
nog rest van Van Ravesteyn's ontwerp, voor
afgaand aan verkoop geboden. Ondermeer
omdat anders eventuele kansen op herstel van
het interieur op voorhand verkeken zijn.
Literatuur
1. Jong, E. de; S. van Ravesteyn. Tent.cat.
St. Architectuurmuseum Amsterdam 1977.
2. Rebel, B; Het nieuwe bouwen
- Het functionalisme in Nederland 1918-1945.
Assen 1983. (academisch proefschrift RUU 1983).
3. Rouw, K; Sybold van Ravesteyn architect van
Kunstmin en De Holland. Rotterdam 1988. pp 23-42.
4. Scharleman, M. Et Koudijs, J.D; S. van Ravesteyn
(1889-1983) De meester van de gebogen lijn.
Rotterdam 2005. (Bonas reeks) pp 11, 99-103, 115-119.
oktober 2006 Heemschut 21