Tegenwoordig is er amper nog vraag
naar 'precutwoningen. Helaas'
BEDROOM
p> SIMPKMA
3/8« 376
-/BEDROOM
v SUWK4MEK v
"iBEDROOM*!
JkA LIVING ROOM
DININGROOM
ttTHOEK
3/fe 3/t>'
WOONKAMEK
syb M2
BALCONYl
2. Foto links: Een dubbele éénkamer-
woning zoals de Bouwmaatschappij
ze bouwde, aan de Wanicastraat.
3. Plattegrond van De Luxe Bruynzeel
vroeger echter afhankelijk van liefdadigheids
instellingen, geloofsgenoten en bedrijfs
eigenaren. De firma C. Kersten Et Co van de
Evangelische Broeder Gemeente (EBG) bouwde
vanaf 1906 al woningen die de eigen werkne
mers door huurkoop op den duur in eigendom
konden verwerven.
Samen met de in 1916 opgerichte N.V.
Surinaamsche Bouw- en Woning Maatschappij
trachtte de EBG het huisvestingsprobleem op
grotere schaal aan te pakken. In opdracht van
particuliere huiseigenaren herstelde men erf-
woningen en verving men krotten door
nieuwe huizen. Als typen onderscheidde men
enkele en dubbele houten éénkamerwo-
ninkjes. Ze waren nog steeds klein, maar vol
deden tenminste aan de voorschriften van de
Surinaamse Woningverordening: betere venti
latie, hogere neuten en een grotere onder
linge tussenafstand. Ruimere gezinswoningen
bouwde men ook, maar dan aan de straat
zijde. Deze hadden meer het karakter van een
kleine middenstandswoning. Een gangbaar
type was het houten rechthoekige kernhuis
met zijbeuk. Het zadeldak heeft daarbij vaak
brede dakkapellen waardoor de zolder een
volwaardige woonruimte is.
Na 1944
Mijnheer de voorzitter. Wat betreft de onteige
ning in het belang van de volkshuisvesting wil
ik zeer kort zijn en zeg alleen maar, God Dank!
(De heer De la Fuente tijdens een vergadering
van de Koloniale Staten op 27 juni 1947).
Door gebrek aan financiële middelen was de
rol van de overheid lange tijd beperkt. Men
was grotendeels afhankelijk van Nederland,
dat gedurende de oorlogsjaren in diepe crisis
verkeerde. Pas in 1944 werd het mogelijk op
grotere schaal subsidies uit het zogeheten
Welvaartsfonds beschikbaar te stellen. De
woningproblematiek was inmiddels echt
onhoudbaar. Van de 11.863 huizen die
Paramaribo in 1939 telde, waren er 6.018
éénkamerwoningen (4.081 bewoond) en
3.461 tweekamerwoningen (2.945 bewoond).
Meer dan 80°/o van de stadsbebouwing
bestond dus uit één- en tweekamerwoninkjes
en deze werden door meerdere gezinnen
tegelijk bewoond. Eénkamerwoningen waren
toen al volstrekt uit de tijd, tweekamerwo
ningen achtte men alleen nog geschikt voor
kinderloze echtparen.
De stad barstte uit zijn voegen. Aangren
zende gebieden waren toen nog particuliere
plantages. Begraafplaatsen waren eenvou
diger te annexeren, zoals 'Maria's Rust'. Hier
verrezen dan ook de eerste volkswoningen en
in 1943 en 1944 ook nog achtentwintig
blokken van twee-onder-één-kap-woningen
voor joodse oorlogsvluchtelingen uit het
moederland. Twee particuliere bouwvereni
gingen meldden zich in 1946 voor subsidie
aan: De vereniging 'Beter Wonen' en de 'R.K.
Woningbouw en Woningexploitatie
Maatschappij'.
Voorbeelden van een goede volkswoning
stonden op 'Maria's Rust' aan de Rust en
Vredestraat. Het waren zelfstandige huizen
met een huiskamer, een slaapkamer en een
galerij. De keuken stond vanwege brandgevaar,
zoals gebruikelijk bij houtbouw, gescheiden op
het achtererf evenals het privaat.
De huurwoningen die beide verenigingen bij
wijze van proef bouwden vielen echter veel te
duur uit. In 1948 nam het Departement van
Openbare Werken en Verkeer (OWV) de volks
woningbouw daarom maar zelf ter hand. J.A.
Wiegerinck, architect van OWV, had in 1947
al negen typen volkswoningen ontworpen.
Deze varieerden van zelfstandige eengezins
huizen tot vier-onder-één-kapwoningen. De
bouwtekeningen heeft de auteur van dit
artikel niet meer kunnen achterhalen, maar
12 Heemschut oktober 2006