restauraties
Dordrechts
Achtergrond
Hü L-J
Hans Bollebakker - In de jaren vijftig waren het
pioniers die het naoorlogse restauratiebeeld
bepaalden. Zij streden tegen de waan van de tijd:
de veronachtzaming van het gebouwd archief.
Restaurateurs als H.F.A. Rademaker in Deventer,
J. Snoey in Middelburg en in Dordrecht Wim van
den Berg. Deze laatste is thans 89 jaar, meer dan
50 jaar Heemschutlid en nog steeds strijdbaar.
eüoeuvijë- van architect
ing. W. van den Berg
an 1952 tot 1985 restaureerde ing. Wim
van den Berg Dordrecht. Zijn lijfspreuk:
Restaureren doe ik op de steigers, niet achter
m'n tekentafel.' Zonder hem zou Dordrecht
er anders hebben uitgezien. Van den Berg
had een visie op restauratie2 en op het
behoud van de historische stadsstructuur die
lijnrecht stond tegenover de toen geldende
opvattingen binnen het stadsbestuur. 0 tem
pora! o mores! 'Dat wij in Dordrecht nog
dagelijks kunnen genieten van het historisch
stadsgezicht is grotendeels te danken aan de
restauratiearchitect Willem van den Berg.'3
Hij verzette zich tegen de stadssanerings-
plannen en grootschalige sloop in de binnen
stad. Zijn restauratievisie onderbouwde hij
met grote deskundigheid tot op de werkvloer,
waardoor hij de beste adviseurs en construc
teurs van Nederland kon aantrekken. Zo, en
alleen zo, konden spraakmakende resultaten
worden behaald; Van den Bergs restauraties
worden gekenmerkt door topkwaliteit in con
structie en oog voor detail. De hier
beschreven vier grote restauraties zijn ont
leend aan de beschrijving van Van Duinen en
Esseboom, die mede door zijn uitgebreide
aandacht voor constructies tot de vaklitera
tuur kan worden gerekend."
Grotekerkstoren 1952 - 19725
Het grootste probleem bij de restauratie van
de Grote of Onze Lieve Vrouwe kerkstoren
was het ongelijkmatig scheefzakken van de
begin 14e eeuwse toren, waardoor deze
tordeert. Het restauratieplan beoogde zowel
de verticale als de horizontale stabiliteit te
verzekeren. De verticale stabiliteit had tot
doel om de zettingen gelijkmatiger te doen
verlopen door de bestaande fundering te
verbreden middels een gewapende betoncon
structie. Deze werd zodanig aangebracht dat
ze de gehele fundatie ommantelt met extra
verbreding naar de noordzijde, alsmede een
binnenmantel over het gehele binnenopper-
vlak van de toren. De funderingswerken
startten in december 1952 en waren in april
1954 afgerond.
De horizontale stabiliteit betrof de restau
ratie van de bovenbouw. Dit was evenmin
een sinecure. Geconstateerd werd, dat als
gevolg van de torderende beweging het ver
band in het metselwerk zwaar was aangetast,
scheurvorming was opgetreden en door oxy-
datie het ijzerwerk was gaan uitzetten.
Daardoor was de treksterkte van de ketting
ankers sterk verminderd en het metselwerk
werd ontzet. Het principe van de gekozen
constructieve oplossing richtte zich op het
versterken van het horizontale verband. Dit
gebeurde onder meer door het aanbrengen
van een vrij dragende betonnen roostervloer
met roestvrij stalen ankers naar de steun
beren, juist boven het gewelf in de torenhal.
Een tweede en derde versterking werd aange
bracht ter hoogte van de klokkenluiders-
zolder en de bijaardzolder. Deze zijn voorzien
van bronzen trekstangen, verankerd in een
betonnen ringbaik. De ijzeren kettingankers
zijn eveneens in brons vervangen.
De restauratie van de buitenzijde omvatte
ondermeer metselwerk, vernieuwing van
verdwenen natuurstenen onderdelen en
reconstructie van een oorspronkelijk vroeg
gotische raamtracering op grond van aan
wijzingen verkregen uit aanzetten van nog
bestaande fragmenten. Deze uiterst zorgvul
dige werkwijze rechtvaardigt reconstructie,
immers, er is voldaan aan de Temminck Groll-
norm, inhoudend de eis dat er voldoende
aanwijzingen zijn om heel precies te weten
wat er heeft gezeten (zie Heemschut 2005/nr
3 pp 28-29.)
Tot slot werd de toren bekroond met een
nieuwe kap, die werd aangebracht op de
achtzijdige lantaarnonderbouw. Deze toevoe
ging was nieuw en is duidelijk herkenbaar.
De lantaarn is nooit gebouwd, omdat reeds
tijdens de bouw de toren verschijnselen van
verzakking vertoonde.
Hofcomplex 1969 - 1972"
De situatie van het voormalig 14e eeuwse
Augustijnenklooster - thans aangeduid als
Hofcomplex, waarvan de reventer (refter) de
naam Statenzaal draagt - was erbarmelijk,
evenals die van de omgeving. Het stede
bouwkundig concept van het door bureau
Van Embden in 1959 ontworpen sanerings
plan, voorzag in een doorbraak met forse
20 Heemschut augustus 2006