Uitvoeren van eigen beleid eerder uitzondering dan regel Vrijwel alle gemeenten in Nederland hebben een gemeentelijke monumentenverordening (ruim 90 procent) en een monumenten commissie (89 procent). Meer dan de helft van de gemeenten heeft een gemeentelijke monumentenlijst. De indruk bestaat echter dat het eigen gemeentelijke monumentenbeleid bij steeds meer gemeenten eerder een incidentele activiteit is dan een continu proces. Belle van den Berg 26 Heemschut december 2005 Handhaving van het beleid lijkt lang niet altijd gewaarborgd. Deze indruk heeft de Stichting Nationaal Contact Monumenten (NCM) het plan doen opvatten om door middel van een onderzoek te verkennen of dit inderdaad het geval is. Dit heeft geleid tot het onderzoek 'Continuïteit (of discontinuïteit) in eigen gemeentelijk monumentenbeleid', dat begin 2005 is afgerond. Het onderzoek is opgezet om gegevens te vergaren en te bezien of de veronderstelling juist is dat vooral kleine monumentengemeen ten (tot 100 rijksmonumenten) problemen hebben om het ooit ingestelde monumenten beleid te continueren. De resultaten uit de enquête onder alle Nederlandse gemeenten in 2004 van het NCM zijn geanalyseerd, evenals de NCM Monumentenjaarboeken uit voor gaande jaren. Daarnaast zijn verschillende interviews en contactavonden gehouden met monumentenambtenaren en vertegenwoordi gers van particuliere monumentenorganisaties. De eerste uitkomsten van het onderzoek zijn verwerkt in het NCM Monumentenjaarboek 2005. Daarnaast is een tussentijds rapport opgesteld. De bevindingen geven een globaal beeld en niet meer dan een indruk van de conti nuïteit in eigen gemeentelijk monumentenbe leid. Continuïteit Om de resultaten te kunnen beoordelen en tot conclusies te kunnen komen, is gebruik gemaakt van een 'continuïteitsindex'. Naarmate een beleidselement (bijvoorbeeld een beleidsnota, monumentenverordening of gemeentelijke monumentenlijst) wel of niet aanwezig is of wel of niet geactualiseerd is, krijgen de gemeenten meer of minder punten toegekend. De verschillende puntentotalen leiden tot de continuïteitsindex. Als men de gemeenten per provincie met elkaar vergelijkt wat betreft de gemiddelde continuï teitsscore, staat de provincie Gelderland bovenaan. Gelderland wordt gevolgd door Utrecht en Overijssel. Hierbij moet opgemerkt worden dat in Gelderland de gemeenten door de provincie financieel ondersteund worden in het gemeentelijk monumentenbeleid en dat veel gemeenten in de provincie Overijssel gebruik maken van de ondersteuning en deta chering vanuit Het Oversticht. Uit het totaal van de gegevens is gebleken dat kleine monumentengemeenten inderdaad meer moeite lijken te hebben het eigen monumen tenbeleid gaande te houden dan de grote (zie grafiek). Bij een middelgrote gemeente is gemiddeld ook minder continuïteit in het monumentenbeleid dan in een grote monu mentengemeente. De redenering 'hoe groter de monumentengemeente, hoe meer continuï teit in het gemeentelijk monumentenbeleid' gaat echter niet op, aangezien het hier om gemiddelden gaat. Er zijn bijvoorbeeld ook enkele grote monumentengemeenten die in de continuïteitsindex minder hoog scoren dan kleinere. Voorwaarden In interviews en tijdens regionale contactavon den die ter aanvulling op de onderzoeksgege vens zijn gehouden, kon dieper op de vraag stukken ingegaan worden. Mogelijke voor waarden voor continu, dan wel discontinu gemeentelijk monumentenbeleid kwamen aan bod, alsook de verwachtingen van het nieuwe instandhoudingsbeleid (Brim). Deelnemers en geïnterviewden waren van mening dat met name een gedreven ambtenaar en wethouder van groot belang zijn voor de continuïteit in het eigen monumentenbeleid. Dat geldt ook voor het ter beschikking stellen van voldoende capaciteit aan personeel in verhouding tot het aantal monumenten in de gemeente. Zeker niet onbelangrijk is subsidiëring door de gemeente. Al is het maar een symbolisch bedrag dat monumenteigenaren kan stimuleren tot goed onderhoud van hun monument. De borging van het beleid in een monumentenbe leidsnota en inbedding van monumentenzorg en cultuurhistorie in het ruimtelijke en plano logische beleid, zijn aspecten die wat minder vaak werden genoemd, maar die zeker een belangrijk fundament vormen voor een continu beleid. De opvattingen over het nieuwe instandhou dingsbeleid (Brim), dat op 1 januari 2006 van kracht moet worden, zijn zeer verschillend. De één ziet vooral voordelen voor kleine monu mentengemeenten, wanneer zodadelijk (rijks-) subsidietaken niet meer door de gemeente zelf uitgevoerd hoeven worden. Anderen denken juist dat veel gemeenten, met name de kleinere monumentengemeenten, in de problemen zullen komen. Deze gemeenten ontberen voldoende deskundigheid bij ambtenaren om uitgebreide vergunningverlenende en toezicht- Gemeentelijk monument is lang niet altijd veiliggesteld

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2005 | | pagina 28