18
Heemschut
oktober 2005
Museum Amstelkring in Het Haantje' bewaart
onder veel meer een schilderij dat de Stille
Omgang in de afgelopen eeuw voorstelt
een Armeense Christelijke gemeente. Fraai is
de ingang uit 1749, met gesmede stoephekken
en boven de deur een reliëf met het Lam Gods
en een inscriptie in het Armeens. Dit reliëf laat
opnieuw zien dat het Amsterdamse stadsbe
stuur het niet erg nauw nam met de regel, dat
kerkgebouwen van andere genootschappen dan
de publieke kerk niet als zodanig uitwendig
herkenbaar mochten zijn.
Nederlands
Tot nu toe vermeldde ik alleen een aantal
gemeenten die een min of meer buitenlandse
inslag hadden; dat geldt ook voor de Lutheranen,
onder wie zeer velen uit het Duitse Rijk of
Scandinavië stamden. Nederlands is de
oorsprong van de Mennonieten of Doops
gezinden. Dezen stichtten in de 17e eeuw twee
huiskerken: 'bij 't Lam' tussen Singel en
Herengracht (1607) en 'de Zon' aan het Singel.
Deze dient thans als veilinghuis. Eerst
genoemde kerk is in 1841 vergroot en opnieuw
ingericht onder leiding van M.G. Tetar van
Elven en heeft een charmant interieur dat
geheel in overeenstemming is met de traditio
nele doopsgezinde soberheid.
Evenzeer Nederlands van oorsprong zijn de
Remonstranten. Voor hen werd in 1630 achter
een rij huizen aan de Keizersgracht een zeer
ruime driebeukige hallekerk met galerijen
gebouwd. Haar interieur zal velen bekend zijn
van televisie-uitzendingen: het gebouw huis
vest sinds geruime tijd het congrescentrum 'de
Rode Hoed'. Pas in 1881 kreeg het wat het
Kunstreisboek 'een enigszins monumentale
entree' noemt. Dat hangt wel daarmee samen
dat de Remonstranten in oorsprong een uit de
publieke kerk verstoten groep vormden.
Het is een interessante vraag of na de Alteratie
de activiteit van katholieke priesters in
Amsterdam gecontinueerd is. Mij lijkt waar
schijnlijk dat zulks wel het geval geweest is,
onder meer omdat het Begijnhof, zoals ik in
mijn vorige 'Kerkenpad' vermeldde, aan inbe
slagname ontkwam. De Begijnen hebben, toen
hun kerkgebouw aan de Engelse Presbyterianen
werd toegewezen nog enige tijd gekerkt in een
nevenruimte maar hebben daarna een bedehuis
ingericht in de voormalige kosterij. In 1671
begon men op dezelfde plaats nadat drie huizen
waren afgebroken met de bouw van een galerij-
kerk naar ontwerp van Philips Vingboons.
Deze bestaat nog steeds, zij het dat het gebouw
in 1880 is uitgebreid. De kerk op het Begijnhof
heeft naar de opvatting van de katholieken min
of meer de traditie van de Heilige Stede over
genomen en wordt ook wel aangeduid als de
'Mirakelkapel'. Dientengevolge bezit zij een
aantal belangrijke kunstwerken. Het belang
rijkste daarvan is een elf meter breed schilde
rij van An toon Derkinderen, voorstellende de
middeleeuwse Mirakelprocessie, geschilderd
tussen 1884 en 1888.
Het Haantje
Omdat het voornamelijk in grijze tinten gehou
den is beviel het de opdrachtgevers niet en is
het pas in 1929 op de huidige plaats opgehan
gen, in plaats van een soortgelijke voorstelling
door K.F. Philippeau, een niet onverdienstelijk
portretschilder, maar zeker geen evenknie van
Derkinderen. Dat werk bevindt zich tegen
woordig tegen de wand van één der galerijen.
In 1649 bestelde men voor deze kerk een drietal
verwisselbare schilderijen van Claes Moeyaert,
die bij toerbeurt als altaarstuk konden worden
gebruikt. Eén daarvan voorstellende de
Hemelvaart van de Moeder Godsis in de jaren
1920 uit geldnood verkocht maar nu weer op de
oorspronkelijke plaats teruggekeerd.
De katholieke kerk op het Begijnhof is in
zoverre een uitzondering dat zij als kerk is
gebouwd. Bij de 17e-eeuwse katholieke kerken
van Amsterdam was dat niet het geval. Hoe
men van een woon- of pakhuis een kerk maakte
is goed te zien in het huis 'het Haantje' aan de
Oudezijds Voorburgwal. Uit één of meer
zolders werd een rechthoekige opening
gezaagd en het verband in het overblijvende
houtwerk werd door middel van trekstangen
hersteld. Zo verkreeg men een galerijkerk. 'Het
Haantje' is gebouwd in 1661-1663 en meteen
als kerk ingericht. Dankzij de inrichting tot
museum, in 1888, is het bewaard gebleven. De
naam 'Ons' Lieve Heer op Solder' is overigens
een 19e-eeuws bedenksel: zolderkerken waren
in het Amsterdam van de 17e en 18e eeuw een
normaal verschijnsel.
Tot het vele moois dat men er kan bewonderen
behoort de 'sael' in het woonhuisgedeelte, een
fraai voorbeeld van een deftig woonvertrek in
barokstijl, en het altaarschilderij dat de grote
Jacob de Wit voor deze kerk maakte.. Dezelfde,
meester vervaardigde een altaarschilderij voor
de huiskerk 'Mozes en Aaron' van de
Franciscanen aan de Houtgracht, thans het
Waterlooplein. Het is tegenwoordig te zien in
de kerk die in 1837-1841 naar ontwerp van
T.F. Suys op dezelfde plaats gebouwd werd.
In de buurt van het Waterlooplein ligt een plek
waar men op bijzondere wijze geconfronteerd
wordt met het verleden van Amsterdam als
tolerante stad. Nadat omstreeks 1600 een
eerste Joodse gemeente tot stand was gekomen
ontstond vanaf 1670-1671 het complex van
'Hoogduitse' (Aschkenazische) synagoges waar
tegenwoordig het Joods Historisch Museum is
ondergebracht. Daar vlakbij verrees tussen
1671 en 1675 de imposante Portugees-
Israëlitische Hoofdsynagoge. Helaas is gedu
rende een donkere periode in de geschiedenis
van de stad in deze gebouwen veel vernield en
gestolen.
Een andere piekwaar dit tolerante verleden
spreekt is het Spui. Hier vindt men tegenover
elkaar één der toegangen tot het Begijnhof en
het vroegere katholieke meisjesweeshuis. Hier
lieten in 1784-1787 regenten van het
'Maagdenhuis' voor hun instelling een groots
opgezet nieuw gebouw optrekken naar ontwerp
van stadsbouwmeester Abraham van der Hart.
Het is in de jaren 1950 geheel verbouwd tot
kantoor en tegenwoordig in gebruik bij de
Universiteit van Amsterdam. De inrichting en
decoratie van de voormalige kapel is nu te
bewonderen in het Utrechtse
Catharijneconvent.
Aan de aanvang van de 18e eeuw beleefden de
Noord-Nederlandse katholieken een kerk
scheuring die definitief werd nadat Cornelis
van Steenoven, verkozen aartsbisschop van
Utrecht, in 1724 in de huiskapel van Arnold de
Brigode Dubois aan de Keizersgracht tot
bisschop werd gewijd. Het aantal parochieker
ken van de Oud-Bisschoppelijke Clerezij,
tegenwoordig meer bekend als oud-katholieken,
slonk in de volgende eeuwen geleidelijk.
Omstreeks de vorige eeuwwisseling bestonden
er bij mijn weten nog twee, aan de Barndesteeg
en aan de Brouwersgracht. Aan deze huisker
ken herinneren nog het daar aanwezige kerk-
meubilair en -zilver, en de namen van de
patroonheiligen van de kerk die de oud-katho
lieken later aan de Ruysdaelstraat lieten
bouwen.
Einde publieke kerk
Nadat in 1795 de Bataafsche Republiek tot
stand was gekomen bepaalde de Nationale
Vergadering één jaar later dat 'geen bevoor
rechte noch heerschende kerk in Nederland
meer kan of zal geduld worden'. Ieder kerkge
nootschap kon in het vervolg vrij van discrimi
natie zijn zaken regelen. Dit heeft grote gevol
gen gehad voor het Amsterdamse
'kerkenlandschap' die in een volgend artikel
aan de orde zullen komen.
Mr: