oktober 2005
Heemschut
17
op het Bickerseiland. Het werd pas in 1736
door een stenen gebouw vervangen. Deze
'Eilandskerk' is in de 20e eeuw weer verdwe
nen. Zoals ik in het vorige Kerkenpad (zie
Heemschut 4, 2005) al vermeldde, kreeg de
Waals-Hervormde gemeente, in feite de
Franstalige tak van de gereformeerde kerk, in
1587 de beschikking over de gewezen klooster
kerkvan de Paulusbroeders aan de Oudezijds
Voorburgwal.
Een tolerante stad
Tot zover de gebouwen van de publieke kerk,
dus de gereformeerde kerk, in feite - zoals
Boudewijn Bakker het uitdrukt in deel II-1 van
de nieuwe Geschiedenis van Amsterdam - 'het
enige volledig erkende kerkgenootschap' in de
stad. Een handelscentrum als Amsterdam kon
het echter de belijders van andere godsdiensten
niet al te moeilijk maken. Dat gebeurde dan
ook niet, al murmureerde de gereformeerde
Kerkenraad wel eens.
Hij werd dan vrij consequent door het stadsbe
stuur met een kluitje in het riet gestuurd.
Tolerantie tegenover de Engelse Presbyterianen
behoefde al helemaal geen probleem te zijn,
omdat dezen dezelfde Calvinistische overtui
ging waren toegedaan als de publieke kerk. De
overdracht aan hen, in 1607, van de kerk op het
Begijnhof leverde dan ook geen moeilijkheden
op al zal deze de bewoonsters niet welkom
geweest zijn. Bijzonder was de positie van de
Lutheranen, vooral omdat deze de bescher
ming genoten van machtige vorsten als de
koningen van Denemarken en Zweden. Terwijl
in een stad als Enkhuizen (waar veel Deense
veekooplieden plachten te vertoeven die zich
bezighielden met handel in ossen) het stads
bestuur erin slaagde jarenlang de stichting van
een Lutherse kerk te saboteren, genoten de
Amsterdamse Lutheranen vanaf omstreeks
1600 grote vrijheid.
Het werd toen zelfs geaccepteerd dat zij in hun
huiskerk aan het Spui psalmen en andere liede
ren zongen, zij het aanvankelijk nog niet met
luider stem. In 1633 bouwden zij op dezelfde
plaats een veel groter gebouw, dat duidelijk
kenbaar is als kerk en nu nog steeds als zodanig
in gebruik is, zij het dat het gebruik nu gedeeld
wordt met de Universiteit van Amsterdam
waarvoor het als aula fungeert.
Om plaats te bieden aan een groeiend aantal
kerkgangers lieten de Lutheranen tussen 1668
en 1671 aan het Singel naar ontwerp van
Adriaen Dortsman een indrukwekkende
koepelkerk bouwen. Beide genoemde kerken
hadden van het begin af aan een vloer van
zerken. Dit was weer een teken van de bijzon
dere status van de Lutheranen: zij mochten,
evenals trouwens de Israëlieten, hun doden op
de eigen bidplaats begraven.
Tegen het einde van de 18e eeuw werd de
Lutherse gemeente te Amsterdam - en later
ook in overig Nederland - getroffen door een
kerkscheuring die pas in de 20e eeuw ongedaan
is gemaakt. De afgescheiden, meer orthodox
georiënteerde richting constitueerde zich tot
de Hersteld-Evangelisch-Lutherse Kerk die in
1792-1793 een eigen gebouw verkreeg aan de
Kloveniersburgwal, gebouwd onder leiding van
de timmermansbaas Jan Smit, onder supervisie
van stadsarchitect Abraham van der Hart. Het
gebouw dient tegenwoordig als archiefruimte.
In 1698 of 1699 werd in Amsterdam een
Anglicaanse (Episcopaalse) gemeente gesticht
door Engelse kooplieden. Deze gemeente heeft
aanvankelijk nogal gezworven maar kreeg in
1771 de beschikking over een deel van de
Saaihal aan de Groenburgwal. Haar kerkge-
Ingang van de Armeens-Orthodoxe kerk aan de
Kromboomsloo t.
bouw kreeg in 1827 een nieuwe voorgevel naar
ontwerp van stadsarchitect J.Janssen. Deze
wordt wel aangeduid als de oudste neogotische
kerkgevel in ons land.
Dat is echter strikt genomen onjuist: ouder is
de 'kapel', een 'folly' op het landgoed
Beeckestijn bij Velsen.
Curieus is de geschiedenis van de Armeense
katholiek-orthodoxe gemeente die in 1714 een
kerkgebouw annex gastenverblijf stichtte aan
de Kromboomsloot. Dit gebouw is daarvoor
tot in de 19e eeuw in gebruik gebleven en toen
verkocht. Sinds 1986 huisvest het echter weer