RB.***?
Gebouwen van Jan Pieter van Baurscheit (1699-1768) in Zeeland
en 's Gravenhage
10
Heemschut
oktober 2005
1728/60 Buitenplaats Der Boede, Koudekerke, in restauratie 14
1730 Huis Van Westerwyck, in 1930/33 gesloopt; voorgevel verplaatst naar
Hendrikstraat 25, Vlissingen1'
1733 Huis Van Dishoeck, Vlissingen, gesloopt in 1986.
1733 Huis Van den Brande, Middelburg, in 1940 door bombardement verwoest16
1741 Buitenplaats Sintjan ten Heere, Domburg, gesloopt
ca 1744 De Koepoort,Middelburg. Stadspoort, i.s.m. Jan de Munck
1733 Ontwerpen voor Stadhuis in Middelburg: de gevel en 'de criminele vierschaere',
alsoock het ijsere heek dat daervoor soude moeten dienen
1765 Huis van de Perre, Middelburg, wegens ziekte van JPB en na conflict met
opdrachtgever voortgezet door JPB's neef Engelbrecht Baets'
1733/37 Huis Huguetan, 's-Gravenhage, Lange Voorhout 34, voorgevel,
beeldhouwwerk middenrisaliet, i.o.v. Daniël Marot 18
Voorgevel van het stadhuis van Vlissingen
met brug ca 1900Repro briefkaart
Gemeentearchief Vlissingen
Iedereen die dacht dat dit niet mogelijk zou zijn
had het mis. Reden tot pijnlijke herbezinning,
nu achteraf ook in de kringen van de RdMz en
de gemeente Vlissingen de opvatting van de
protesterenden, waaronder het beroep van
Heemschut, gedeeld wordt: dit had nooit
mogen gebeuren. Aan deze sloop kleeft het
twijfelachtig imago 'het grootste schandaal van
de monumentenzorg in de 20e eeuw'.
Wat heeft ertoe geleid dat de rijksmonumen-
tenstatus, vastgelegd in de 'Wet houdende
voorzieningen in het belang van het behoud
van monumenten van geschiedenis en kunst'
(1961)3, tot een papieren tijger verviel?
Voorgeschiedenis
Reeds in 1956 signaleert Herma van den Berg
dat de scheepswef De Schelde er naar streeft
beide oevers van de Dokhaven in handen te
krijgen. De aan de zuidzijde daarvan gelegen
Houtkade zou in haar visie ook opgeëist
worden en dus het Van Dishoeckhuis.4 'Wil
men van het raadhuis nog iets redden, dan zal
herbouw in een oude stadswijk wellicht de
enige mogelijkheid vormen'.5 In 1960 wijdt
Coen Temminck Groll in Heemschut een
kritische bespreking aan het saneringsplan voor
Vlissingen, geeft een aantal positieve wenken
en merkt terloops op: 'Het zal trouwens buiten
gewoon moeilijk zijn architectonisch een
bevredigende vorm te vinden voor een op de
voorgestelde rooilijn op te trekken gebouw (als
beëindiging van de voormalige haven (thans
Bellamypark H.B.) daar dit een wel zeer monu
mentale situering krijgt. Of wordt hier gespeeld
met de gedachte aan verplaatsing van het raad
huis?\6 Deze mooie suggestie is niet opgepakt.
Sinds 1956 was de gemeente dus herhaaldelijk
gewaarschuwd voor de aankomende problema
tiek. In 1966 betrekt de gemeente het nieuwe
stadhuis. Vanaf dat moment zal het Van
Dishoeckhuis leeg staan en wordt het aan de
totale verloedering prijs gegeven.
De intentie van Willem I
Het is maar de vraag of het Van Dishoeckhuis
zonder meer verkocht kon worden, want er is,
zonder vermelding waarom, voorbij gegaan aan
de voorwaarde waaronder de gemeente het
pand indertijd van koning Willem I verkreeg.
Ton Koot maakt melding daarvan. Het VDH
behoort sinds 1814 tot de domeingoederen.
Toen bleek dat het geschikt was als raadhuis
besloot de koning om het voor dit doel af te
staan onder de volgende uitdrukkelijke voor
waarden: 'dat hetzelve gebouw nimmer zal
mogen worden afgebroken geheel of ten deele,
noch in de inrigting aan hetzelve eenige veran
dering gemaakt dan op Onze Speciale autorisa
tie; dat gemelde regering verpligt zal zijn het
meergenoemde gebouw behoorlijk te onder
houden en de lasten op hetzelve liggende of in
het vervolg te leggen voor hare rekening te
nemen; dat Wij bij een eventueel verblijf in
Vlissingen steeds de nodige appartementen
zoo voor Ons als voor Ons gevolg in hetzelve
gereed zullen vinden.'7
Op 20 september 1963 wordt ingestemd met
het B&W-voorstel om de grond waarop het
Van Dishoeckhuis stond te verkopen aan 'de
Schelde', waarbij de gemeente zich verplicht
om het terrein onbebouwd op te leveren en alle
funderingen te verwijderen (sic!Dit laatste
met de motivering dat het pand elders
herbouwd zal worden. Merkwaardig is dat in
het raadsbesluit niet is vastgelegd, hetgeen toch
in de rede zou liggen, waar die herbouw zal
plaats vinden en daarbij ook geen krediet is
vastgesteld. Nog merkwaardiger is het ontbre
ken van de bepaling dat de kosten van verplaat
sing ten laste van koper komen. De verkoop
som (Hfl 461.700) was daarvoor immers bij
lange na niet toereikend, aangezien de sloop-
kosten alleen al op rond de 1,97 miljoen gulden
waren begroot.8 Evenmin beschikte de
gemeente over een sloopvergunning, hetgeen -
bij onverhoopte weigering - als ontbindende
voorwaarde in de overeenkomst was opgeno
men. Eerst bij schrijven d.d. 3 september 1975
zal het gemeentebestuur berichten dat de
gemeenteraad voor opmeten en in tekening
brengen, alsmede voor het opstellen van een
kostenbegroting voor afbraak en opslag van
het pand een voorbereidingskrediet van
Hfl 125.000 beschikbaar heeft gesteld. De
kosten bedragen Hfl 225.000, waarin het rijk
participeert met Hfl 90.000.
Dat leek een mooi begin!
Sloopvergunning
Die weigering van een sloopvergunning werd
realiteit bij beschikking van de minister d.d. 19
mei 1969. De gemeente tekent 4 juli 1969 hier-
H 11