Welstandswerk en Heemschut
werk, een ideale combinatie
Een kritisch bestuurder over
de veranderende Heemschut
filosofie
augustus 2004
Heemschut
27
Sjoerd Jantzen is het langstzittende commissie
lid binnen Heemschut. Na zijn opleiding
bouwkunde aan de hts en tijdens de avond
opleiding aan de Academie van Bouwkunst te
Amsterdam heeft hij onder andere gewerkt
op het architectenbureau van professor Cees
Wegener Sleeswijk, die in die tijd de Oude
Kerk en het Koninklijk Paleis op de Dam
restaureerde. Het volgen van deze grote restau
raties was een belangrijke ervaring voor hem.
Na een opleiding aan de Academie voor
Bouwkunst koos hij echter niet voor het vak
van architect. In 1966 werd hij benoemd tot
secretaris van de Provinciale Drentse
Schoonheidscommissie en kwam hij als steden
bouwkundige in dienst bij de Provinciale
Planologische Dienst. Vanaf 1968 had hij
zitting in de provinciale commissie Drenthe
van Heemschut. Jarenlang was hij technisch
adviseur (TA). Ook organiseerde hij vele excur
sies in de provincie Drenthe voor Heemschut.
Na de verzelfstandiging van het welstandstoe
zicht werd hij directeur van de Stichting Het
Drentse Welstandstoezicht.
In zijn functie van TA heeft hij zich vooral
beziggehouden met het zichtbaar maken van
bezwaren tegen plannen van gemeenten en met
het aanduiden waarom het Heemschut-alterna
tief beter was. Hij gebruikte daarbij veel teke
ningen om de gemeenten ervan te overtuigen
dat een nieuw plan niet paste in een bepaalde
omgeving. Dat deed hij bijvoorbeeld in Eelde,
waar tussen de kerk en het Nijsinghhuis een
flatgebouw dreigde te komen. De Van
Groeningens, bewoners en eigenaars van het
Nijsinghhuis, riepen Heemschut te hulp.
Jantzen wist de gemeente ervan te overtuigen
dat een flatgebouw op deze plek misplaatst
zou zijn. Later kwam hier het museum De
Buitenplaats, waar wisselende exposities worden
gehouden, ook uit de kunstcollectie van de heer
en mevrouw Van Groeningen.
Jantzens functie bij het Drentse Welstands
toezicht was goed te combineren met het
technisch adviseurschap bij Heemschut en
Heemschut had daar bovendien veel profijt van.
Alle bouwplannen van de provincie Drenthe
kwamen bij de welstandscommissie terecht, dus
ook bij Heemschut. Een ander voorbeeld:
Welstand moest op een gegeven moment een
inventarisatie maken van alle boerderijen die in
aanmerking kwamen voor een subsidie voor
rieten daken. De gegevens die toen verzameld
werden over de waardevolle boerderijen in
Drenthe stonden ook ter beschikking van de
Drentse commissie.
Als welstandsman adviseerde Jantzen ook over
de bouw van agrarische bedrijfsgebouwen. Hij
bedacht aanpassingen in de vorm en kleur van
moderne stallen en schuren waardoor ze beter
in het landschap pasten. Door zich te verplaat
sen in de werk- en leefsituatie van de agrarische
gemeenschap lukte het hem vaak boeren te
overtuigen van de in zijn ogen beste oplossing
op grond van argumenten die de boeren
aanspraken. En dat waren niet alleen esthetische
argumenten. Zo kwam hij vaak via een omweg
toch tot een voor welstand (en voor Heemschut)
redelijke oplossing. Ook via de Drentse boerde
rijenstichting, die destijds nieuwsbrieven uitgaf,
verspreidde hij zijn ideeën over slechte en goede
agrarische gebouwen en verantwoord en niet
verantwoord verbouwde boerderijen, een en
ander geïllustreerd met duidelijk getekende of
gefotografeerde voorbeelden. Onlangs heeft
Sjoerd Jantzen afscheid genomen van de
Drentse commissie, maar hij blijft betrokken bij
het Heemschut-werk.
Met Jan de Kroon verdwijnt een ervaren
bestuurder uit het algemeen en het dagelijks
bestuur. Ook zal hij binnenkort afscheid
moeten nemen als voorzitter van de provin
ciale commissie Friesland. Dat is een gevolg
van het 'opfrisbeleid', dat inhoudt dat func
ties binnen Heemschut voortaan niet langer
dan twaalf jaar bekleed kunnen worden.
De Kroons werk voor Heemschut begon in
de jaren tachtig toen de PC-Fryslan hem
vroeg als voorzitter. Hij was op dat moment
wethouder van Harlingen, toen de tiende
monumentenstad van ons land. Belast met de
portefeuilles Ruimtelijke ordening,
Stadsvernieuwing, Monumentenzorg,
Volkshuisvesting, Milieu en Cultuur heeft hij
dat voorzitterschap aanvankelijk met enige
reserves aanvaard vanwege het 'pettenpro-
bleem': het conflict dat zou kunnen ontstaan
tussen Jan de Kroon als actievoerder en Jan
de Kroon als beleidsverantwoordelijke.
Met het voorzitterschap van een PC is
verbonden het lidmaatschap van het alge
meen bestuur van Heemschut. De Kroon
herinnert zich uit die beginperiode een
weinig inspirerend college, een stoffige
cultuur en veel gekissebis.
In het begin van de jaren negentig kwam het
verzoek deel te nemen aan het dagelijks
bestuur om daarin het geluid van de provin
ciale commissie meer te laten doorklinken.
Hij kreeg later de beschermingsportefeuille
en werd daardoor voorzitter van de vergade
ring van het college van technische adviseurs
en vertegenwoordiger van Heemschut in de
landelijke koepel Landschap en Cultuur.
Bij de uitreiking van de Ton Kootpenning
typeerde de voorzitter De Kroon als kritisch,
'met beide benen op de grond' bestuurder.
Hoe komt hij aan deze reputatie? De Kroon
vertelt dat hij zich van meet af aan heeft
verzet tegen de overtuiging van de eigen
voortreffelijkheid onder de bestuurders van
Heemschut. Deze voortreffelijkheid zou
moeten leiden tot een toonaangevende
positie van Heemschut. Hierdoor ontstond
een permanente fixatie op het ledenaantal.
De Kroon was en is voorstander van een
andere Heemschut-filosofie en een ander
beleid. Hij vindt dat in plaats van het 'primus
inter pares'-denken bij Heemschut de nadruk
moet liggen op de 'pares', dat wil zeggen de
andere clubs in het cultuurhistorisch veld.
Heemschut moet zich meer richten op de
talrijke lokale en regionale organisaties op
cultuurhistorisch terrein. De belangstelling
voor cultuurhistorie neemt enorm toe. Dit
roept de vraag op of we onze beschermings
functie qua aanpak en werkwijze niet moeten
aanpassen. Moeten we niet de weg opgaan
van een ondersteunende netwerkorganisatie?
Dit betekent in de praktijk dat de commissies
op regionaal niveau een ondersteunende en
adviserende rol gaan spelen, zelf weer onder
steund door het landelijk bureau. Op die
manier komen de kennis en ervaring van
Heemschut ter beschikking van lokale
cultuurhistorische organisaties. Hiervoor is
een beleidswijziging nodig. In een notitie van
een aantal randstedelijke PC's van een paar
jaar terug zijn dergelijke analyses ook
gegeven. Uit een discussie hierover ontstond
een nieuw beleidsplan, waarin deze analyses
volgens hem te veel in de voetnoten zijn
terechtgekomen. Maar wel blijkt dat de naar
binnen gerichte cultuur aan het veranderen
is. 'De karavaan trekt verder; ik zal in de
provinciale volgwagen uiteraard blijven
duwen.'