Financieringssysteem planvorming frustreert aanwijzing tot archeologisch monument Nieuwe archeologische wetgeving en Verdrag van Malta Hans Bollebakker Deze winter bespreekt de Tweede Kamer de nieuwe wet op de archeologische monumenten (wijziging van de monumentenwet 1998). Heemschuts Hans Bollebakker waarschuwt ervoor de fouten uit de vigerende praktijk over te nemen. De paradox nu is dat terwijl enerzijds planontwikkeling archeologisch onderzoek mogelijk maakt, de financiële consequenties daarvan het verlenen van monumentenstatus in de praktijk vrijwel uitsluiten. 22 Heemschut december 2003 Het artikel in Heemschut van oktober 2002 over de dreigende teloorgang van de Romeinse villa rustica op de lokatie Holzkuil in Kerkrade, kreeg een vervolg. De Kamerleden Van Haersma Buma, Aasted Madsen-van Stiphout en Sterk stelden vragen aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de actuele situatie en de bereidheid tot bescherming (zie kader). Die teloorgang is inmiddels een feit: de villa is tot op zijn funde ringen uitgegraven, slechts kelder en badhuis zijn nog aanwezig. Maar in het zicht van de behandeling in de Tweede Kamer van de nieuwe archeologiewet, waarin geïncorporeerd de bepalingen van het Verdrag van Malta (officieel het Verdrag van Valletta), vallen bij de Kamervragen en -antwoorden wel wat kant tekeningen te maken. Malta Het Verdrag van Malta is ook door Nederland onderschreven en bevat globaal bepalingen over de omgang met en bescherming van het archeologisch erfgoed: het bodemarchief. Hierover bestaat internationaal consensus. Hoewel dit verdrag nog geen wettelijke status geniet, wordt in de Nederlandse praktijk de inhoud daarvan al nageleefd. Dat is een groot goed want daardoor is de laatste jaren een enorme hoeveelheid aan archeologisch bode monderzoek gedaan, waarvan we tot voor enkele decennia zelfs niet durfden te dromen. Het resultaat wordt versterkt doordat kennis van onderzoeksmethoden en technieken zich in hoog tempo hebben ontwikkeld. Maar heeft het behoud daarmee ook gelijke tred gehouden? De casus Holzkuil is onomstreden voor wat betreft zijn monumentale waarde en is hier van belang omdat hij laat zien dat hoewel de bepalingen van het Verdrag van Malta zijn nage leefd, er desondanks in de belangenafwegings fase monumenten verloren kunnen gaan. Dat ligt echter niet aan Malta maar aan de opstelling van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) die zich in dit soort gevallen terughoudend opstelt en de eigenaar niet wil straffen voor diens medewerking tot opgraving. Op de achtergrond speelt uiteindelijk toch artikel 2 lid 1 van de monumentenwet 1988, dat luidt: 'Bij de toepassing van deze wet [dus ook bij aanwijzing tot monument, HB] wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument'. Tot welke absurditeit dit kan voeren blijkt uit het volgende. Opgemerkt zij dat de ROB nadrukkelijk stelt dat artikel 2 geen rol heeft gespeeld bij haar overwegingen. Validiteit Hoe kan het dat deze complete en uitzonderlijk goed geconserveerde villa aan projectontwikke ling ten prooi valt? Het antwoord van de staats secretaris op vraag twee geeft een duidelijk beeld van de feitelijk ontstane situatie: een redelijk zorgvuldige procedure is gevolgd, in overeenstemming met de bepalingen van Malta. Waar het in dit geval blijkbaar op neer komt is dat de archeologische gegevens, beno digd als onderbouwing voor aanwijzing als monument, nog niet voorhanden waren op het moment dat beslissingen zijn genomen over de planontwikkeling. En op het moment dat die gegevens wel ter tafel lagen, werd herziening niet meer mogelijk geacht. Enerzijds omdat de procedure - het voorontwerp was reeds de inspraak ingegaan - dat niet zou toelaten. Anderzijds omdat de stedenbouwkundige en fmancieel-economische situatie ingrijpende planwijziging in de weg zou staan. Het is de vraag in hoeverre een dergelijke argumentatie valide kan zijn. Immers, de status voorontwerp impliceert dat planwijziging - ook de steden bouwkundige - nu juist wel tot de mogelijkhe den behoort. Maar dan treedt het tweede argu ment in werking: de belangenafweging 'behoud versus fmancieel-economische belangen'. Dit argument ligt problematischer omdat de gelden voor de diverse archeologische onder zoeken pas beschikbaar zijn als de besluiten tot ontwikkeling daaraan voorafgaande zijn genomen. Vicieuze cirkel Die situatie ziet er dan als volgt uit: voorberei dend archeologisch onderzoek wordt eerst gedaan als een duidelijk voornemen tot plan ontwikkeling bij de gemeente bestaat. Een dergelijk vooronderzoek heeft hier ook plaats gevonden. Het leverde geen of marginale aanwijzingen op die in de richting van de later blootgelegde villa wezen. Op basis van dit gegeven is besloten tot planontwikkeling, waarbij het gebied dat onderdeel daarvan vormt voor een vervolgonderzoek in aanmerking komt. De kosten van een dergelijk onderzoek worden door Rijk, provincie, gemeente en

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2003 | | pagina 24