1 d Mr. K.J. Cath. 24 Service juni 2003 Oelebord 1 In het februarinummer beschrijft u in de rubriekjargon de term oelebord. Oelebord is niet alleen Fries voor uil, maar heeft die beteke nis in geheel Noord-Nederland. Ook in de grensstreek Nederland/Duitsland. In de Achterhoek worden tevens paardenhoofden op het oelebord geplaatst en die hebben dan veelal een beschermende betekenis. Bescherming van huis en haard,, tegen onheil en brand wat uiter aard ook onheil is. Ook een vruchtbaarheidsbe tekenis mag men toekennen. Het provinciaal archief'Achterhoekse boerderijen' zal u zeker de juiste betekenis vertellen. Ook vindt u in het oelebord meerdere ronde openingen voor zwaluwen (huiszwaluw) en ook harten. De juiste betekenis daarvan ontgaat mij, alhoewel ik mij bij een hart iets kan voorstellen. J. Postema Oelebord 2 Uw rubriek jargon over oeleborden sluit aan bij mijn interesse voor bouwsymboliek. Bij het tonen van mijn eigen verzameling oeleborden aan een vrouwelijke kennis kwam spontaan de opmerking: 'O, dat zijn heksenpunten, zo noemde mijn vader ze altijd. Zij zorgden dat heksen niet konden landen op het dak.' Meer kon ze me hierover niet vertellen. Bij het Meerteninstituut kenden ze deze benaming niet (tel. 990517). Toch kan ik me heel goed voorstellen dat deze geloofwaardige uitleg aan kinderen is verteld. Eigenlijk ben ik benieuwd of deze benaming breder bekend is en op meer achtergrond berust dan het fantasievolle brein van deze vader. Th.R.C. de Vroomen Oelebord 3 In het kader van beschrijvingen van landelijke bouwkunst dient zeker de architect JanJans te worden genoemd, die zijn hele leven wijdde aan aspecten van die bouwkunst in Noord- en Oost- Nederland. Zie zijn fraaie uitgaven over 'Gevel- en Stiepeltekens' (1973) en 'Landelijke bouw kunst in Oost-Nederland'. (1967). Beide verluch tigd met honderden fraaie eigen tekeningen. Aan uw uitleg en achtergronden voegt Jans toe: AI op 'De Landloper'van Jeroen Bosch (1450- 1516) is de topgevel van een huis gesierd door een houten driehoek met twee vlieggaten, omlijst door geschulpt uitgezaagde windveer planken (Museum Boymans). Enkele eeuwen later werd deze uitvoering (pas) in het oosten en noorden toegepast. De oudste boerenhuizen waren aanvankelijk lage gebouwen en dus zonder topgevel. Als oorsprong van het woord 'uilenbord' ver wees Jans naar de oorspronkelijke vorm als ont- luchtingsgat, wat mij meer aanvaardbaar lijkt dan een opening voor uilen. Het woord zou wellicht verband kunnen hebben met de Franse term 'oeuil de boeuf en/of 'bull's eye', dat in de 16de en 17de eeuw ingang vond. Jans ziethet driekante schild veel meer als een 'venster bord', ontstaan op de meest kwetsbare plek in de verbinding tussen topgevel en dakbedekking (zie het eerstgenoemde boek, p. 105-106). Dr. H. Reynders Oelebord 4 In het boek 'Gevel en stiepeltekens in Oost- Nederland' (1974) wijdde ik een hoofdstuk aan het verschijnsel uileborden (p. 105-107). Jeroen Bosch (1450-1516) heeft als eerste, voorzover bekend, in de Nederlanden een uilebord afge beeld als bekroning van een vakwerkhuis uit Noord-Brabant (schilderij 'De landloper', museum Boymans-van Beuningen). De geschulpte windveren hebben hier nog laat- Gotische kenmerken. Bovendien zien we twee vlieggaten in de door een driepas begrensde driehoek van planken. Merkwaardigerwijs ver van Noord- en Oost-Nederland verwijderd! Terecht wordt in 'Jargon' gewezen op de uitstekende publicatie van S.J. van der Molen uit 1981 ('Uileborden', De Friese Pers, Leeuwarden). Achterin staan heldere conclu sies, waarbij ik nr. 2 citeer: 'Dit was aanvanke lijk alleen het driehoekige houten bord op de uiteinden van de Friese schuur, zo genoemd omdat de in de schuur nestelende kerk- en steenuilen zich voor het uit- en invliegen van het ronde gat, voorzover aanwezig, bedienden. Dit gat heet dan ook uilegat.' Stelling 3'Later is men onder uleboerd het geheel van uilebord en versiering, bestaande uit een makelaar met twee ruggelings geplaatste (knobbel)zwanen.' Kunsthistorisch gezien kan gewezen worden op de populariteit van de in- en uitgezwenkte voluut als silhouet van houten en stenen consoles in de burgerlijke en boerse architectuur, sinds 15 50 Voorbeeldboeken als die van Serlio geven regel rechte voorbeelden voor dergelijke consoles. Het lijkt mij voor de hand te liggen dat Friese timmerlieden deze voluten uit renaissance en barok ook kenden en de sierlijke halsvormen van de zwanen zich sterk leenden voor een stilistische aanpassing op de nok van de grote Friese schuur. De oud-Friese boerderij met langhuis, zonder schuur, kende als voorganger uiteraard nog geen uilebord. Pas na 1600 veroverde de hoge Friese schuur als innovatie grote delen van It Heitelan en Groningerland. Daarmee is vast verbonden het uilebord met zwanehalzen, in Westerlauwers Friesland. Het misbruik als Fries symbool, voor ligboxstallen en boerderet- tes is een teken des tijds, tegen de steeds grotere vervlakking en monotonie van de 21ste eeuw in. In 1974 schreef ik, dat de ontwikkeling van het uilenbord in Salland, West-Twente en de Gelderse Achterhoek niets met Friesland te maken heeft. In Groningen en Noord-Drenthe ontwikkelde zich bij de boerderijen steeds sterker een sober type met baksteen wanden en rieten wolfdak, voorzien van een uilebord met ontluchtingsgat en een paalvormige bekroning, het 'tempeltje' - nog overal te zien. Het sinds 1730 ontwikkelde dwarsdeeltype in Drenthe propageerde het uilebord op het schuurgedeelte, tot in het zuidoosten. Zo vinden we in Ansen een 'oelenbret' met uitgezaagde S in het gevelteken (initiaal achternaam boer). De grote hallehuizen die sinds 1800 in Oost- Salland gebouwd worden, hebben vrij alge meen een houten uilebord met classicistisch gevelteken als bekroning (Hellendoorn, Den Ham). Na 1945 is deze traditie verloren gegaan. Dr. Everhardjans, Almelo. Aalmarkt In uw als altijd lezenswaardige nummer van februari wordt bij herhaling over het huis 'De vergulde Turk' gesproken als 'het dranklokaal'. Ik weet niet hoe u aan die kwalificatie komt, maar ik wijs u erop, dat het huis is gebouw voor een koopman, die zijn geld had verdiend in de Levant. Het is bij mijn weten tot in de 19de eeuw als woonhuis in gebruik geweest. Vóór de laatste wereldoorlog was er het beste restaurant van Leiden in gevestigd, dat de naam 'In de Vergulde Turk' droeg. Het had toen op de eerste verdieping een lelijke serre als uitbouw. Die is door V&D later verwijderd. Het restau rant was populair bij ouders, die hun studerende kinderen bezochten en daar dan gingen eten. Overigens deel ik uw enthousiasme over het nieuw plan niet in alle opzichten. De glazen passage verstoort de nu gave gevelwand. De noodzaak ontbreekt mijns insziens, omdat op heel korte afstand er een bestaande brug en een straatje zijn. Ook de vervanging van de bene denverdieping van de Aalmarktschool door een glazen wand, zoals Patijn wil, laat van de gevel weinig over. De verplaatsing van de studenten sociëteit Minerva is natuurlijk veel te kostbaar, en dat voor een paar winkeltjes. De verhouding tussen kosten en opbrengst is daar volkomen zoek. Het ontbreken van parkeergelegenheid miskent het concurrentie element met winkel centra, die dat wel bieden.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2003 | | pagina 26