8 Heemschut april 2003 Lutjebosch. Mooi voorbeeld van een boerderij die uit een binhoes, een middelhoes en een Vriesche schuur bestaat. De bekende kop-hals- romp boerderij. Boerderij Lutjebosch te Usquert. gebouwen en dat ze een onveranderlijke huursom betalen aan de blote eigenaar, die niet het recht heeft het contract te verbreken. Een prachtig bewaard gebleven voorbeeld van een kop-hals-romp is de boerderij Lutjebosch bij Usquert, gelegen in de luwte van een wind- singel en gebouwd in 1808 vlak ten zuiden van de vroegere middeleeuwse Oudedijk, door de vast beklemde meijers Willem Jacobs Bos en Eiske Rikkerts Tebbens. Hun nageslacht beheert de boerderij al bijna 200 jaar. Het binhoes beschikt over een winter- en een zomerkamer, het middelhoes was de bedrijfsruimte voor de boerin. Om het brandgevaar te minimaliseren, werd aan de noordkant van de woning een stookhut gebouwd. Tasruimte was er in de grote schuur en de bijschuur diende voor opslag van werktuigen en het stallen van schapen. Toen de bijschuur te klein werd, bouwde men in 1858 een grotere en in 1939 zette men tussen de bestaande schuren een derde kap. In deze driekap op twee gebintstel- len was voldoende bergruimte voor de steeds omvangrijker wordende oogst.1 In het Zuidelijk Westerkwartier komen veel boerderijen voor waarbij het middelhoes ontbreekt; op de erven van deze kop-romp-boer- derijen staan dikwijls één of meer bijgebouwen. Omdat in deze regio het weidebedrijf over heerst, ontbreekt veelal de paardenstaldeur in de hoge achtergevel. Een variant op het traditionele binhoes vormt het dwarshuis, dat weliswaar in de 16de eeuw al voorkwam, maar in de 19de eeuw pas echt populair werd. Het klassicistische woonhuis staat dwars voor de schuur, streng symmetrisch van opbouw, met in het midden een stoep met een voorname deurpartij, aan weerszijden geflankeerd door twee ramen. De eindgevels zijn afgewolfd en twee royale schoorstenen bekronen het dak. Oldambtse boerenplaats In het begin van de 18de eeuw kwam een tweede variant van de traditionele boerderij vanuit het oosten het gewest Groningen binnen. Bij dit Ostjresenhus, dat zich in Groningen ontwikkelde tot de Oldatnbtse boerenplaats, liggen woon- en bedrijfsgedeelte onder één doorlopende nok. Op de vruchtbare Dollardklei lag van oudsher het accent op de akkerbouw. Veelal is de koestal daarom betrek kelijk klein en een paardenstal in het verlengde van de koestal is hier niet zeldzaam. In de achtergevel komt dit tot uiting door het ontbreken van een paardenstaldeur. De woon vertrekken liggen gelijkvloers en daarboven zijn zaadzolders gebouwd, waar het in de winter gedorste graan werd bewaard, tot in het voorjaar de wegen weer begaanbaar werden. Tussen het woongedeelte met de zaadzolders en de schuur is de brandgevel opgetrokken, met deuren van ijzer, of met ijzer beslagen. De dakhelling is in het Oldambt veelal flauwer dan op het Hogeland, waardoor de zijbeuken, ter weerszijden van de tasruimte extra breed zijn. Niet zeldzaam is een uitrit aan de voorzijde van de dorsdeel. De achtermuur is hier hoger opge trokken dan in het noorden van de provincie, veelal tot de hoogte van het eerste gebint. Toen Van Lennep en Van Hogendorp in 1823 wandel den van Finsterwolde via Nieuw-Beerta en Drieborg naar Nieuweschans, raakten ze niet uitgekeken op de fraaie boerderijen. In een bescheidener formaat komt de Oldambtse boerderij massaal voor in de Groningse veen koloniën; een aantal vroege voorbeelden is te vinden in Kiel-Windeweer. Vanwege de gerichtheid op het kanaal aan de voorzijde van het huis, is hier een deeldeur in de voorgevel regel. Westerwolde Het Oost-Groningse Westerwolde heeft een geheel eigen ontwikkeling doorgemaakt. Eeuwenlang lag dit gebied zeer geïsoleerd tussen onbegaanbare moerassen, waardoor streekeigen tradities lang bewaard konden blijven. De buurtschap Smeerling telt nog een aantal gave exemplaren van de vijfbeukige schuren, met ankerbalkgebinten e.npotstallen en een houten topgevel op de grens van woonhuis en schuur. De beuken ter weerszijden van de tasruimte doen dienst als deel; de grote deel heeft ook aan de voorzijde inrijdeuren, de kleine deel loopt dood tegen de woning. In de beide buitenste beuken werd in de regel het vee gestald, in potstallen. In de 19de eeuw, toen de verbindingen zeer waren verbeterd, heeft de Oldambtse schuur in Westerwolde op grote schaal ingang gevonden. Ook het Gorecht, de op de Hondsrug gelegen streek ten zuiden van Groningen, heeft afwij kende boerderijen, het zal geen verwondering wekken, dat hier duidelijke Drentse invloeden aanwijsbaar zijn, zoals schuren met een dwars- deel, waarbij de typisch Groningse hoge achtergevel ontbreekt. Veel Groningse boerenerven ondergingen in de tweede helft van de 19de eeuw een ingrij-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2003 | | pagina 10