augustus 2002 Heemschut 35 Korenmeters, -zetters en -dragers De Korenmarkt was destijds de hoofdmarkt van Amsterdam. Rogge werd aangevoerd uit Polen, Pruisen en Pommeren, soms ook uit Zweden en werd verkocht aan Engeland, Spanje en Portugal. De Amsterdamse graan handel verschafte niet alleen brood aan de Amsterdams bevolking, maar ook aan veel mensen werk. Keurmeesters, korenzetters, korenmeters, korendragers en korenstorters waren bij deze handel actief betrokken. Zij moesten het lichamelijke werk verrichten, terwijl de kooplieden in de korenbeurs in graan handelden. De korenmeters en korenzetters werkten nauw samen. De gildenbroeders waren tussen 1589 en 1654in twee afzonderlijke gilden verenigd. Na 1654 vormden zij weer één gilde. Het koren werd gemeten door korenme ters. De zetters moesten de maat goed recht houden en vastzetten, terwijl de korendragers het graan in de schepsels schepten of stortten, waarna het door de zetters afgestreken en gemeten werd. Iedere meter had zijn eigen schepsel, dat door het gilde was aangeschaft. Een schepsel was een soort houten ton, waarin het graan werd geschept en vervolgens afge streken met een strijker of strekel tot de juiste maat. Deze voorwerpen zijn nog te zien op het reliëf boven de deur van het Korenmetershuis van 1620. Strenge arbeidsvoorwaarden De overlieden controleerden de dagelijks gang van zaken en zagen erop toe dat de gilderegels werden nageleefd en dat leden van het Koren meters en Korenzetters Gilde zich netjes gedroegen. De regels van de gilden werden opgeschreven in gildebrieven. De eerste gildebrief van de korenmeters dateert van 18 januari 1589. In 1606 gaven 'Mijne Heeren van den Geregte' nog enig aanvullin gen op de gildebrief. Hierin werd meegedeeld dat de korenmeters slechts hun werk mochten verlaten om te gaan naar de Korenbeurs of naar een handelaar of koopman in graan. Zij moesten hiervoor toestemming aan de overlie den vragen en de reden van tijdelijk werkver zuim opgeven. Ook moesten zij zo spoedig mogelijk terugkeren. Dit was ter voorkoming van een oponthoud in één van de vele herber gen en bierhuizen in de buurt. De gilden droegen bij aan de orde van de stad. In tijden van nood moesten de leden van de verschillende gilden andere werkzaamheden verrichten dan hun dagelijkse bezigheden. Zo moeten bijvoorbeeld de bierdragers lijken uit het Oudemanhuis vervoeren. De turfdragers, korendragers, korenmeters en korenzetters werden bij brand, vorst, watersnood en andere rampen opgeroepen om te helpen. De brand spuit werd namelijk in het Makelaars Comptoir bewaard. Tekening van het Korenmetershuisje uit 1797 van J.C. Schultsz. Voor stadhuis aangezien Het oude Korenmetershuisje uit 15 5 8 was in de 17de eeuw de aanleiding tot een merkwaardige gebeurtenis. In 1577 werd het voormalig Korenmetershuis door een aantal leden van het Prinselijk leger voor het Oude Stadhuis op de Dam aangezien. Krachtens de Pacificatie van Gent mochten de officieren en manschappen van het Prinselijk leger Amsterdam bezoeken, mits zij dit in kleine getale tegelijk deden. De stad was toen namelijk nog onder Spaans gezag. De bezoekende troepen moesten hun wapens aan de stadspoort afgeven, voordat zij de stad mochten binnen gaan. In november 1577 maakten een luitenant en zeven soldaten gebruik van deze regeling. Zij waren 's avonds bij de Haarlemmerpoort aangekomen en moesten hun wapens inleveren. Vervolgens trokken zij de stad in voor een bruiloft. In de ochtend haalden zij hun wapens weer op en vertrokken. Net buiten de poort kwamen zij, als toevallig een aantal prinsgezinde soldaten tegen. Zij overvielen vervolgens de poortwachters en trokken de stad in over de Nieuwendijk. Links omslaande kwamen zij oor het voormalig Korenmetershuis, dat ze voor het Stadhuis aan zagen. Zij bestormden het gebouw en namen het in bezit. Door het schieten en het geschreeuw werd men op de Dam gewaarschuwd. Toen de soldaten eindelijk, onder het geroep van 'Oranje, de stad is ons' op de Dam verschenen werden zij overmeesterd. Zo'n vijftig jaar na deze merkwaardige gebeurtenis, om precies te zijn in 1620, werd het huidige Korenmeters huis gebouwd op de plek van het vorige. Hollandse renaissance Het Korenmetershuisje is een rechthoekig bakstenen gebouw, in Hollandse renaissance stijl uitgevoerd. Het gebouw staat aan de oost kant van de N.Z. Kolk. Het was in het begin van de 17de eeuw vrij gebruikelijk rechthoekige vrijstaande gebouwtjes in de lengterichting van een marktplein te bouwen. Hierdoor is er geen representatieve ingangspartij aan het plein.De hoofdingang is gesitueerd aan de kant van de Kolksteeg, in het midden van de lange voorge vel. In de achtergevel is ook een toegang tot de hoofdverdieping. De kopkanten van het gebouw zijn gesloten. Wel is er een kelderdeur aan de kant van de Kolk. Dit type gebouw moest functioneel zijn en was hierom eenvoudig van uitvoering. In de 17de eeuw was er in Amsterdam en omgeving een aantal van dit type gebouwtjes. Veel Noord- Nederlandse raadhuizen zijn van dit type. In Ransdorp staat nog zo'n raadhuis uit 1652. Vaak waren gildehuizen, accijnshuizen en vleeshallen ook eenvoudige rechthoekige vrij staande bouwwerken. Denk hierbij aan de Vleeshal op de Herenmarkt (Westindisch huis) en de in 1856 gesloopte Westerhal op de Westermartk. Op de hoofdverdieping was vaak een grote zaal die als vergaderruimte door de schutterij of door een gilde werd gebruikt. Hieronder waren de werkplaatsen of wachtruimtes. In het geva I van het Korenmetershuisje bevond de werk ruimte zich in de kelder en op de verdieping. In de gids: 'Wegwijzer door Amsterdam', date rend van 1713, wordt het Korenmetershuisje als volgt beschreven: 'Dit gebouw is opgerecht tot bijeenkomst van de arbeiders in de Graanen, om indien er volk moet zijn, bij de hand te weezen. Het is een sierlijk langwerpig steen gebouw, rustende op een overwelfde kelder, en staande op een klein plein, de Oude Zijks Kolk genaamd, rondom vrij van de overige huizen afgezondert. Het manvolk namelijk draagers, meesters enz. vergaadren gemeenlijk booven, en 't vrouwvolk als aanlechsters, verschietsters, enz. beneeden in de kelder; werden de werken, door een Vaader, Opzichter of Doverman, bij looting of volgens de pen, verdeelt: hebbende verscheide willekeuren, om zich na 't een en ander te richten.' In 1873 brandweerpost in souterrain In 1873 werd het gebouw gedeeltelijk ingericht als brandweerkazerne. In het archief van Publieke Werken bevindt zich een opmeette- kening uit 1873Hierop is te zien hoe het gebouw was ingedeeld. Wat betreft de hoofd- opzet is het interieur niet veel veranderd. De 19de eeuwse tekening van jf.M.A. Rieke beeldt de zaal van de korenmeters en korendragers af. Onder de vensters waren houten banken. Op de opmeettekening uit 1873 is geen dubbele stoep getekend. Op de tekening van G. Lamberts uit 1816 is de originele dubbele stoep nog te zien. Tot 1893 was een brandweerpost gevestigd in het souterrain. Het gilde van de korenmeters en korenzetters had zijn hoofdkwartier op de verdieping. Restauratie in 1896 De Commissie voor den Graanhandel stelde in 1896 de architect H. G. Jansen aan om het

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2002 | | pagina 37