augustus 2002
Heemschut
29
Detail van een Korinthisch kapiteel dat gevonden
is in de castra en dat heeft toebehoord aan de
principia of een gebouw van lagere status
(foto: PANSA BV Nijmegen).
zich precies de opgaande muren, maar ook de
zuilen en de pilasters bevonden. Zo is een plat
tegrond ontstaan die veel verfijnder is dan de
tekening die tot dusver werd gebruikt. Tijdens
dit proces is vastgesteld dat de bouwers hebben
gewerkt vanuit een systeem van maatverhou
dingen, waarbij de lengte van alle onderdelen in
een ongebroken veelvoud van een Romeinse
voet van 29,72 cm kan worden uitgedrukt. Zo
had de basilica een totale binnenwerkse breedte
van 80 Romeinse voet, die was onderverdeeld
in 40 Romeinse voet voor het middenschip en
20 Romeinse voet voor de breedte van elk van
de zijbeuken.
Voorts is gewerkt aan de opbouw van de massa.
Vanuit verschillende invalshoeken is vastgesteld
dat de principia een hoog gebouw is geweest.
Dat geldt heel nadrukkelijk voor de basilica, die
als type van ruimte volgens een min of meer
vast patroon werd gebouwd. Vaak ook kan uit
de onderlinge relatie van ruimtes worden
geconcludeerd dat de ene hoger moet zijn
geweest dan de andere. Hierbij geldt als rand
voorwaarde dat de aansluiting van beide
ruimtes bouwkundig logisch moet zijn. Zo zijn
er geen zakgoten gereconstrueerd. Ook anders
zins is van het eindresultaat geëist dat het
maakbaar is. Om deze zekerheid te krijgen is de
principia op ware grootte gedetailleerd.
Vanuit twee disciplines
Vooral ook in de opbouw van de massa is voort
durend gewerkt vanuit twee disciplines: de
archeologie en de bouwkunde. Zo zijn alle
funderingsresten beschouwd als een reflectie
van het driedimensionale bouwwerk. Wanneer
je dat doet, kun je vanuit de fundering het
krachtenverloop in het bouwwerk reconstru
eren en van daaruit kun je vervolgens het
gebouw zelf herscheppen. Een voorbeeld
daarvan zijn de steunberen. Die zaten er alleen
maar om een horizontale kracht op te vangen,
dus moet het gebouw zo gereconstrueerd
worden, dat die horizontale kracht er ook daad
werkelijk was. Maar ook kan zo worden vastge
steld dat de voorhof twee bouwlagen heeft
gehad. De zuilen aan de zijde van de hoofden
tree stonden op funderingsplaten van 5x5
Romeinse voet. De zuilen aan de kortere
zijkanten van het voorplein rustten daarente
gen op een smalle strokenfundering, die alleen
ter plaatse van de zuil enigszins was verzwaard.
Dit verschil bleek bij verdere analyse te duiden
op een verschil in zuilhoogte.
Nadat de massa was vastgesteld en de precieze
maatvoering vanuit het systeem van verhoudin
gen was berekend, is het gebouw afgewerkt in
overeenstemming met het Nijmeegse vondst
materiaal en hetgeen van elders bekend is.
Johannes Smetius rept in zijn 'Nijmegen, stad
der Bataven' al over de vondst op de Hunerberg
van een marmeren wasbekken en een tufstenen
goot uit zesendertig elementen van elk 5 voet.
Inmiddels weten we heel wat meer. Dat geldt
voor de detaillering van het houtwerk, de
toepassing van vensterglas, de vervaardiging
van een lambrisering uit stukjes gesneden
natuursteen en de wandschilderingen, die in de
castra van hoge kwaliteit waren.
Uit al deze bouwstenen is een complex ontstaan
dat in niets de indruk wekt een compromis te
zijn. In zijn militair-utilitaire context volgde de
Nijmeegse principia de contemporaine mediter
rane bouwtrant. Het zou meer dan een millen
nium duren voordat Nijmegen met de Sint
Stevenskerk een gebouw kreeg dat kon wedij
veren met de ruim 21 m hoge basilicale hoofd
ruimte van de principia.
Met dank aan: Drs. Louis Swinkels (Museum
Het Valkhof) en Drs. Harry van Enckevort.
(Bureau Archeologie gemeente Nijmegen).
Dr. ing. K.Peterse is ingenieur bouwkunde en
klassiek archeoloog en directeur van bureau
PANSA, dat wetenschappelijke reconstructies
maakt van Romeinse architectuur in Nederland en
elders.