Van Paramaribo naar Baki, met de pakketboot langs oude plantages Olga van der Klooster De heer d'Ennery was opgetogen over vele dingen, maar voorna melijk over de extra grote reê met kostelijke schepen en over de heerlijke gebouwen, onder andere op de plantaadje 'Tout luifait\ Hij kon echter niet nalaten de opmerking te maken dat hetfolien waren, wijl dergelijke kapitalen geen evenredige interessen voor eene plantaadje konden geven. 34 Heemschut april 2002 (UitJournaal van Gouverneur Nepveu, 28 september 1770.) Zeven uur in de ochtend. Het was een aftandse, ronkende schuit van de Surinaamse Stoomboot Maatschappij. Drie keer per week onderhoudt 'de Nickerie' de postdienst Paramaribo - Baki. Vier uur heen, vier uur terug. Er waren niet veel passagiers. Een paar 'landskinderen' van Javaanse afkomst, zwaar bepakt met nieuw op de markt van Paramaribo gekocht huisraad en nu op de terugweg naar Baki, een Javaanse enclave in een agrarisch gebied waar na de afschaffing van de slavernij in 1863 gastarbei ders uit Oost-Indië en India op de plantages werk vonden. Onder het kleine aantal Neder landers was ook een Nederlandse van creoolse afkomst met een rap Rotterdams accent, tot pagekapsel sluik getrokken kroeshaar en een navelpearcing. Zij bezocht haar geboorteland voor het eerst. De onafhankelijkheidsperikelen rond de Surinaamse regering en het toenmalige Hoofdgebouw plantage Frederiksdorp, gesticht in de 18de eeuw. Foto's Michel Bakker. kabinet Den Uyl, noopten haar ouders in 1975 met een paar honderdduizend andere landge noten spoorslags naar Nederland te vertrekken, huis, haard en een zich ontregelende economie achterlatend. Onze tocht voerde langs de voormalige planta ges aan de benedenlopen van de Surinamerivier en de Commewijne met klinkende Hollandse namen als Geijersvlijt, Morgenstond, Frederiksdorp, Nijd en Spijt, Alkmaar, Jagtlust, Wederzorg, Rust en Werk en Elizabethshoop. Toen in 1667 de Zeeuwen Suriname op de Engelsen veroverden troffen zij al zo'n 178 plantages aan. Een klein aantal was gesticht aan de bovenloop van de Surinamerivier door een groep uit Brazilië gevluchte Portugese joden, later bekend als 'de Jodensavanne'. Om nieuwe plantages in te richten verleende de West- Indische Compagnie aan elke nieuwe kolonist twee duizend 'akker' land, bos, woud en moeras. Nederlanders, maar ook Duitsers en Fransen beproefden hun geluk. In het midden van de 18de eeuw bereikte de plantagecultuur zijn hoogtepunt met zo' n 600 plantages. Pas na 1727 bracht men de oevers van de beneden lopen in cultuur. Hier waren de vestigingsmo gelijkheden het minst aantrekkelijk. De grond was moerassig en door instroom van zeewater bij vloed verzilt. Specifieke kennis van water beheersing was een vereiste. De oevers verka velde men in smalle, langgerekte percelen en er ontstond een aaneengesloten lint van tropische polderdorpjes met bouwland voor koffie, bananen, sinaasappelen, kokos, suikerriet, katoen en tabak. Elke plantage werd doorsne den door een symmetrisch aangelegd stelsel van dijken, dammen en waterlopen. Het niveau werd gereguleerd door sluizen die het zoute rivierwater bij vloed keerden en het binnen- dijkse overtollige regenwater bij eb afvoerden. C3p de grotere plantages benutte men het hoog teverschil tussen eb en vloed met watermolens voor het aandrijven van de suikermolens. Aan de oever van de rivier bevindt zich een steiger en een uitkijkpost waar gedurende de nacht negers, rondom het vuur geschaard, de wacht houden. Met tussenpozen blazen zij op een lange hoorn hetgeen een luguber en langgerekt geluid veroorzaakt, welk signaal herhaald wordt door andere negers die op wacht staan bij de molens of belast zijn met het bewaken van de andere gebouwen. (Uit: Reis door Suriname, een bewerking door C. Schriks in 1980 van Voyage a Surinam, van P.J. Benoit.) Allure van buitenplaats aan Amstel De plantages zijn op het water georiënteerd. Alle vervoer vond over water plaats. Men legde aan in het botenhuis, betrad de steiger en meldde zich bij het wachthuisje, dat een essen tieel onderdeel in de beveiliging van de plan tage vormde. Regelmatig werden de plantages namelijk door gevluchte slaven - de marrons - geplunderd en in brand gestoken. Al varende

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2002 | | pagina 36