Het Goud-, Zilver- en
Klokkenmuseum gerestaureerd
Leo van der Meuk
In deze bijdrage de schijnwerper op een restauratie die ruim
schoots de toets der kritiek kan doorstaan en geleid heeft tot een
betere toegankelijkheid en opstelling voor de collectie van een
bijzonder museum: het Goud-, Zilver- en Klokkenmuseum in
Schoonhoven.
Soms hebben restauraties niet altijd het beoogde effect
Luifel
32
Heemschut
april 2002
Enkele jaren geleden constateerde de staf van
het Goud-, Zilver- en Klokkenmuseum in
Schoonhoven dat in het bezoekersaantal een
beetje de klad kwam. Eerst werd intern gepro
beerd de oorzaak daarvan te achterhalen. Men
kwam tot de slotsom dat het grote en spaar
zaam vormgegeven voormalige kazernegebouw
aan het Schoonhovense Kazerneplein een te
weinig uitnodigende ingangspartij had.
Voor wie de situatie ter plekke niet kent: het
kazernegebouw heeft een U-vormige platte
grond, waarvan de open zijde op de verlengde,
centrale gracht van de schilderachtige vesting
stad is georiënteerd Het is zonder meer een
ruim en indrukwekkend onderkomen voor een
museum, maar wel gelegen op dat gedeelte van
de gracht waar alleen de echte monumenten
liefhebber op zijn wandeling terecht komt.
Het is er tamelijk rustig en als men er niet op
bedacht is, loopt men het museum voorbij.
Onder de indruk van de buitenkant, maar zich
niet bewust van de waardevolle collectie die
zich achter de gevel bevindt.
De museumstaf besloot de ingang meer nadruk
te geven en duidelijker zichtbaar te maken
vanaf de gracht door middel van een luifel. Als
uitnodigend gebaar en aandachtstrekker heel
toepasselijk en ook te realiseren binnen het
beschikbare budget.
Het culturele circuit is niet zo groot en aan de
zijlijn van manifestaties en recepties worden
nog wel eens van die eerste contacten gelegd,
die later flinke gevolgen blijken te hebben. Om
de luifel te ontwerpen werd contact gezocht
Interieur van het museum. Foto Marco de Nood.
met de reeds bij het museum bekende architect
Rob Hoogendijk uit Amsterdam. Zeker, aller
eerst probeer je dan als architect te voldoen
aan het voorstel van de opdrachtgever, maar
Hoogendijk vertelt in zijn bureau op de
Keizersgracht dat hij en zijn compagnon Thijs
Verburg meteen het idee hadden, dat er wel
eens meer mis zou kunnen zijn dan die ontbre
kende luifel alleen.
Een goede opmeting van de bestaande toestand
verschaft dan soms nog een beter inzicht dan
een bezoek ter plekke. Een betrouwbare platte
grond biedt veelal meer kijk op de samenhang
- of juist het ontbreken daarvan - tussen de
verschillende onderdelen van een gebouw.
Het kijken naar de toenmalige inrichting
leverde een korte en bondige conclusie op: niks
luifel, we komen gewoon met een tegenvoorstel
waarmee we de gehele onlogische en onover
zichtelijke indeling van tenminste de begane
grond aanpakken. En misschien gaan we
hogerop ook nog wel aan de slag.
Voor een opdrachtgever is het dan even
slikken: de goede bedoelingen van het tegen
voorstel worden weliswaar meteen onderkend,
maar het budget is op het volledig omgooien
van de plattegrond niet berekend. De zaak
dreigt vast te lopen.
Bij een volgend bezoek aan het museum wordt
dan achter een van de afgetimmerde en afge
ronde bovenhoeken tegen het plafond van de
museumruimte een groot, zwaar uitgevoerd
korbeel ontdekt. Maar overal zitten hier op de
begane grond van die vreemde afgeronde
omtimmeringen. Rob Hoogendijk besluit gas
terug te nemen, en eerst maar eens te zien wat
er tevoorschijn komt als die omkledingen zijn
verwijderd. Het resultaat van de ontmanteling
overtreft de stoutste verwachtingen: een hele