o 28. O 37! 32 Heemschut februari 2002 O 35. 30. 2£ 32. 35. Praetorium op het Kops Plateau. Plattegrond (reconstructie: PANSA BV, Kees Peterse, Nijmegen; tekening: Maria Smith, Austin TX). Veronderstelde functie van de diverse vertrekken: Ruimtes 1-25: formeel-representatief deel van het complex met hoofdingang 1, administratieve ruimtes 2-8, atrium met waterbekken 9 en representatieve ontvangstruimte 24. Ruimtes 27-31: gastenverblijf met woonruimte 27 en eetvertrek 31 Ruimtes 32-34: dienstvertrekken met stal 34. Ruimtes 36-49: privé-verblijf van de commandant met eetvertrek 40 en woon ruimte 42. andere bouwwerken, in Romeins Duitsland tonen citaten uit de wooncultuur van het Middellandse Zeegebied. Heel herkenbaar, ook in Nijmegen, is het atrium (foto plattegrond, ruimte nummer 9), dat zich als verkeersruimte centraal in het westelijk deel van het complex bevond. Dat dergelijke citaten voorkomen, is eigenlijk heel logisch. De hoge officieren en zeker ook de commandant behoorden tot invloedrijke Romeinse families. In overdrachtelijke zin brachten ze de ruimtes waarin ze waren opge groeid mee naar onze streken. De Romeinen hadden hiervoor nauwelijks een alternatief, omdat de inheemse architectuur vanuit hun optiek niet veel kan hebben voorgesteld. In elk geval had het bouwen hier nog niet het ont wikkelingsstadium bereikt van functionele en ruimtelijke complexiteit, waardoor het praeto rium zozeer wordt gekenmerkt. Men bouwde hier nog vooral monovolumes, waarin stal en woonruimte werden gecombineerd. Niet primitief De nadere analyse van het praetorium,, waarvan de publicatie in voorbereiding is, heeft geleid tot het inzicht dat het Nijmeegse bouwwerk in hoofdzaak uit twee componenten is geconci pieerd. Het formeel-representatieve deel van het gebouw, waarin de commandant zich van zijn taken kweet, toont een ruimtelijke organi satie die in hoofdlijnen terugkeert in overeen komstige bouwwerken in Romeins Duitsland. Het gaat om de ingangspartij (1) die wordt geflankeerd door nevenvertrekken en die toe gang geeft tot het centrale atrium (9). Vanuit dit centrum had men via een tweetal smalle gangen toegang tot een verder naar achteren gelegen zuilenhof. De betreffende gangen omsloten een ontvangstruimte die doorgaans exclusief naar de zuilenhof was gericht. In Nijmegen heeft men door de beperkte breedte van dit deel van het complex de ontvangst ruimte (24) en de gang daaromheen (23 en 25) naar een van de zijden verschoven. Dit deel van het complex is in zijn afzonderlijke ruimtes weliswaar afgeleid van het Mediterrane stads huis, maar de specifieke compositie van de ruimtes lijkt veeleer in de militaire context te zijn ontstaan. Vooral de ligging en de oriëntatie van de ontvangstruimte stroken niet met het geen gangbaar was in de civiele architectuur. Heel anders is de situatie in het residentiële deel van het Nijmeegse praetorium, dat in twee vleugels aan een centraal gelegen zuilenhof (35) is gebouwd. Daar vindt men geen aanwijzingen voor een architectuur die niet zonder de mili taire context kan worden geduid. Men heeft vrijelijk geput uit de Mediterrane villa-archi tectuur, waaraan zelfs een geheel ensemble van vertrekken is ondeend. Het betreft de combi natie van een groot woonvertrek (2 7 en 42) en een eetkamer (31 en 40), zoals die min of meer standaard voorkwam in laatrepublikeinse villa's, bijvoorbeeld in de Villa di Oplontis nabij Pompeii. Ook de ruimtelijke indeling van de grote woonvertrekken met houten zuilen - een

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2002 | | pagina 34