Provincie op de bres voor erfgoed 16 Heemschut worden dat pas tegen de jaren '30 van de 20ste eeuw het aantal werknemers in de metaalindus trie het aantal in de textiel overtrof. Stork betoonde zich in die jaren een uitstekend werkgever met hart voor zijn personeel. Zo stichtte hij in 1911 het tuindorp 't Lansink, in eerste aanleg bestemd voor zijn medewerkers De provincie Overijssel is de regisseur van het stimuleringsprogramma voor indus trieel erfgoed, dat begin van dit jaar van start is gegaan. 'Er is al teveel gesloopt in het verleden, we pakken het hergebruik van het industriële erfgoed aan als uit daging en we kennen de provincie daarin een actieve rol toe.' Aldus gedeputeerde Martin Kamperman bij de introductie van het programma dat loopt tot 2003. De provincie wil reanimatie van indus trieel erfgoed: het opwekken van leven in gebouwen, die hun oorspronkelijke functie verloren hebben. De provincie kan zorgen voor informatie en voorlichting, adviezen en eventueel bemiddeling en financiële ondersteuning bij planontwikkeling. Gemeenten en ondernemers zullen zelf de uitvoering voor hun rekening moeten nemen. In opdracht van de provincie Overijssel is in het najaar van 2000 ook een inventarisa tie van het industrieel erfgoed uitgevoerd. Deze volgt met een tussenpoos van dertien jaar op het Monumenten Inventarisatie Project (MIP), in Overijssel uitgevoerd in de periode 1987-1990. Een selectie van de MlP-panden kwam in het Monumenten Selectie Project (MSP). In de nieuwe inventarisatie zit ook een aantal MlP-projecten opgenomen, dat het MSP niet haalde. Maar ook de bouw productie van na de Tweede Wereld oorlog is bekeken. Daarbij kwam vast te staan dat herontwikkeling van bedrijfs gebouwen van na de wereldoorlog heel wat moeilijker zal zijn, omdat deze gebouwen veelal geconcentreerd zijn op bedrijven terreinen. Daar kan veroudering snel toeslaan doordat de infrastructuur achter blijft, sectoren in de versukkeling raken of gebouwen aan het eind van hun levensduur komen. Ook gaat het vaak om sobere gebouwencomplex van een identiek type voor verschillende bedrijfsvestigingen. Drie objecten/ensembles in Overijssel vinden de onderzoekers van zeer grote waarde: de gashouder in Dedemsvaart, de laatste in ons land, het Hart van Zuid in Hengelo en de stroomfabriek in Zwolle. van hoog tot laag. Het tuindorp herbergt dan ook maar liefst 24 typen woningen. Het ontwerp is van de architect Karei Maller in samenwerking met tuinarchitect H.P. Wattez. Latere uitbreidingen zijn van A.K. Beudt, die samenwerkte met L.A. Springer. Het tuindorp 't Lansink (genoemd naar een vroegere boerderij die in deze omgeving stond), een Rijksmonument, is ook anno 2002 nog zeer in trek als woonwijk. Het ligt in de directe nabij heid van de Stork-locatie. In de wijk bevindt zich ook het uit 1922-1923 daterende openluchtbad, een ontwerp van architect Beudt, dat de status van rijksmonu ment heeft. In 1993 werd dit bijzondere natuurbad opgeknapt. Tegenwoordig wordt het door vrijwilligers in bedrijf gehouden. Ook zorgde Stork voor het 'Verenigings gebouw', een chalet-achtige villa (Stork had deze bouw in Zwitserland leren waarderen), die gebruikt werd voor uitvoeringen van het Stork- personeel. Het pand heeft nu een soortgelijke functie, het is nog steeds van Stork en het is beschikbaar voor vergaderingen en bijeen komsten. Nieuwe opzet Bij het huidige Stork-concern is sinds 1999 een proces gaande, waarbij industriële activiteiten in dit gebied worden teruggeschroefd. Aanpassing aan het tijdsbestek van nu en de veranderingen binnen de eigen organisatie zijn daarbij de sleutelwoorden. Er is een sloopvergunning aangevraagd voor het uit 1928 daterende hoofdgebouw met de ronde gevel in de stijl van de nieuwe zakelijk heid op de hoek van de Industriestraat/-plein. Eerst wordt echter nog bekeken of dit gebouw, waarachter zich ook delen van oudere gebou wen bevinden, nog een herbestemming kan krijgen. Het pand is bovendien genomineerd als gemeentelijk monument. Een probleem is echter, dat de bovenste verdie pingen in gebruik waren als opslag. Vandaar dat de hoogte van deze ruimte soms maar 2.10 meter is. Dat maakt het moeilijk om hier bij voorbeeld appartementen in onder te brengen. De Industriestraat kent aan de ene kant een gesloten gevelwand, waarin delen van oudere fabrieksgebouwen zijn opgenomen. De aan de andere kant van deze typische fabrieksstraat gelegen panden zullen alle door Stork worden afgestoten. Daaronder zijn twee mooie fabriekspanden, daterend van het eerste begin van de 20ste eeuw. De oudste is de uit 1912 daterende 'Fabriek voor Hijschwerktuigen' met een trapgevel in oud-hollandse stijl. Het gebouw ernaast kwam zo'n tien jaar later tot stand in een wat moder nere bouwtrant. Het Regionaal Opleidings Centrum Oost-Nederland (ROC) heeft inte resse voor een aantal van de Stork-gebouwen. Een akkoord over deze herbestemming lijkt nabij. Het ROC is thans verspreid over een groot aantal panden in Hengelo en omgeving. De fabrieksschoorsteen van Stork aan de Industriestraat nog steeds in gebruikblijft. Dat geldt ook voor het naastgelegen ketelhuis, dat in 1918 met stijlelementen van de Amsterdamse School werd gebouwd. Wilhelminaschool De Wilhelminaschool, de in 1917-1918 gestichte technische school van Stork, eveneens ontworpen door architect Karei Muller, is een fraai bouwwerk in classistische stijl. Leerlingen, die het goed deden op deze school, kregen aan het eind een zakhorloge als beloning. Daarna gingen ze werken bij Stork. Hoewel de school al jaren leeg staat, is het gebouw in goede conditie. Het is de bedoeling dat het Historisch Educatief Industrieel Museum (HEIM) erin ondergebracht wordt. In verband daarmee heeft architect Ko Postm,a een plan ontworpen, dat onder meer voorziet in een glazen gevel en dak aan de achterzijde van het gebouw, dat een U-vorm heeft. Daarvoor moet dan wel een (authentiek) gymnastiekzaal- tje verdwijnen. Door deze ingreep zal het museum in de toekomst ook grotere objecten kunnen presenteren. Vanaf deze plek heeft men ook een schitterend uitzicht op het industrielandschap dat zich achter de Wilhelminaschool uitstrekt met o.a. enkele betonnen koeltorens. Naast de Wilhelminaschool, gescheiden door een fabrieksstraatje, bevindt zich de vroegere fabriek van Dikkers. Voor de gebouwen op het Dikkers-terrein is al eerder een nieuwe bestemming gevonden. Zo zijn hier de kunst uitleen en het creatief centrum Crea gevestigd. Zeer geslaagd is de herbestemming, die is gevonden voor de watertoren van Stork, die uitermate beeldbepalend is voor het gehele complex en voor Hengelo. De toren, van beton en ijzer, was in slechte toestand, maar kon nog verstevigd worden. Met behoud van een gedeelte van het bestaande gebouw heeft archi tect Seckei een brandweerkazerne in modern industriële stijl ontworpen, die in het najaar van 2000 in gebruik is genomen. De watertoren wordt nu gebruikt voor het drogen van slangen. 'Deze herbestemming was een goede opsteker', zegt Bert-Jan Krouwelvoorzitter van de monu mentencommissie in Hengelo. Wie de toren kent, mist echter de de naam STORK helemaal bovenop de toren.'Stork heeft dat punt tijdens de onderhandelingen vrij snel laten vallen', onthult Krouwel. Dat neemt niet weg, dat de naam Stork nog heel lang in deze contreien zal voortleven. W. Burgers is journalist en medewerker industriële archeologie te Hoofddorp. februari 2002

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2002 | | pagina 18