Gelderse Poort
F.W. van Voorden overleden
25
vragen is, hoe je nieuwbouw inpast in de stad.
De handhavers van de regels moeten opboksen
tegen eigenaren, die 'zelf wel kunnen bepalen
wat mooi is' en 'alles weer origineel willen
maken', zonder er bij stil te staan of te weten
wat 'origineel' betekent. Dit eist van de over
heid in vele gevallen voorzichtige diplomatie.
Voorzichtig, want door haar gedeukte imago is
de overheid is tegenwoordig een gemakkelijke
prooi voor de burger en de pers. Deze drijven
de overheid en haar bemoeienis met de eigen
dommen en de smaak van de burger in het
nauw. En wanneer de overheid over smaak niet
denkt te kunnen te twisten, dan is het verleide
lijk de burger ook deze kluif maar toe te werpen.
Greep overheid verslapte
Hoe is het zover gekomen, dat de greep van de
overheid dreigt te verslappen? Monumenten
zorg is uiteraard door een elite bedacht. Eerst
waren hef de fijnbesnaarde dichters en kunste
naars, die oude gebouwen konden waarderen
als iets anders dan wat ze leken: oud en versie-
tem Daarna volgden de idealisten en de ideolo
gen, nog steeds klein in aantal, maar met prach
tig geformuleerde doelstellingen. Pas nadat
(sic!) we Nederland weer hadden opgebouwd,
is de zorg voor het gebouwde erfgoed in een
wet vastgelegd. Vanaf dat moment heeft een
groeiende beroepselite, de kunst- en bouwhis-
torici, de restauratiearchitecten en natuurlijk de
ambtenaren, de steeds verdergaander zorg voor
monumenten op zich genomen. Dit lijkt
gunstig, maar deze groepen mensen zijn heel
verschillend en vaak niet ideologisch geschoold.
Ze werken vaak geïsoleerd, dienen verschil
lende belangen en discussiëren nauwelijks met
elkaar over het vak. Van een gemeenschappe
lijke taal en doelstelling is feitelijk geen sprake.
Nieuwe opvattingen in de monumentenzorg
dringen slechts langzaam door, laat staan bij de
grote groepen van de maatschappij, die functio
neel met hen te maken hebben.
Wat houdt de autoriteit van deze verdeelde
elite bij de burger dan overeind? Is het de
Monumentenwet van 1988? Is het de liefde
voor hun vak, die ze uitdragen? Is het misschien
hun intellectuele en vakmatige overwicht? We
horen de tanden al knarsen van iedereen die
daar niet bij hoort. Op het vernielen van een
monument staan trouwens niet eens hoge straf
fen. Toch aanvaarden de meeste mensen vrij
makkelijk de autoriteit van de monumenten-
deskundige, veelal om het simpele feit, dat hij
geld bij zich heeft.
Waarom zijn ideaal en praktijk eigenlijk het
lange en korte been van de monumentenzorg?
Laten we eens teruggaan naar de stad van
Pieck. Iedereen kan zich zijn straatgezichten of
dakenlandschappen voor de geest halen. Maar
zoals Han Voskuils alter ego in het zesde deel
van 'Het Bureau' zegt: 'Het is een illusie te
menen dat je een beeld van het verleden kunt
geven. Dat is kitsch!' Dat kan in een aantal
gevallen ook op monumentenzorg slaan en het
slaat in ieder geval op Pieck, want zoals hij
tekent, hebben oude steden er nooit uitgezien,
alle liefhebbers vanDickens ten spijt.
Invloed Pieck
Maar is het niet juist Anton Pieck, die heel veel
mensen een andere bril heeft opgezet? Wat
deed hij met beleving van de Nederlander dat
alles, wat mensen vroeger 'oude troep' vonden,
nu iedereen zowat doet smelten?
Het architectonische beeld van de meeste
binnensteden is overwegend 19de-eeuws en
vroeg 20ste-eeuws. Hoe komt het dat jongere
bouwwerken in dat beeld storen, wat veroor
zaakte de breuk met wat er al stond? Men
bouwt tegenwoordig niet meer in de geest van
de oude stad. Die wordt immers niet begrepen
en dat is helemaal niet vreemd, gezien de
omstandigheden waaronder een gebouw in
deze tijd wordt gefinancierd en tot stand komt.
Het middeleeuwse bouwvolume is in bepaald
opzicht niet meer van deze tijd: te groot voor
een woonhuis, vaak te klein om een bedrijf te
huisvesten en zeker te klein om geld mee te.
verdienen.
Eerst goed kijken voordat je iets bouwt
Maar een schone lei bestaat niet in de oude
stad, vroeger niet en nu ook niet. De oude
opbouw van de stad is dan ook een onverbidde
lijke voorwaarde, wanneer men identiteit van
de stad behouden wil. Het beeldverhaal wordt
dan niet afgekapt of onderbroken met nieuwe
bouwprojecten, het gaat gewoon door en ver
andert niet onherkenbaar. Nu vraagt u zich af:
hoe moet dat dan? Hoe kunnen we dat verhaal
doorgeven aan de toekomst? Het antwoord is
simpel: door hetzelfde te doen als onze voor
gangers: niet teveel tegelijk veranderen en
nieuwbouw beter inpassen, dat wil zeggen: kijk
eerst rond, bepaal de geschikte omvang en
bouw daar dan iets eigentijds. Het lijkt simpel,
maar bestemmingsplannen blijken er niet in te
voorzien. Vroeger sprak dat vanzelf: grootscha
ligheid was voor kerken en stadhuizen en men
bouwde zoals zijn vader en grootvader. Wilde
men érg veel indruk maken, dan brak men voor
drie panden de gevels weg, zette er één gevel
voor in de plaats en verbouwde de huizen er
achter tot één huis. Maar men was over het
algemeen niet rijk en niet erg fantasierijk, kijk
eens naar een oude stad, kijk eens naar Pieck: de
mensen hebben lapjes op de mouwen en de
gebouwen een paar nieuwe pannen op het dak,
waardoor ze langer meekunnen. De kleine
verschillen tussen de huizen waren genoeg voor
een boeiende stad, is dit een te moeilijk recept
voor onze tijd?
J.L.M. van de Laar, werkzaam in de
monumentenzorg.
Vervolg van pag. 3
breuk in het beleid van Rijkswaterstaat: geen
dijkverhogingen meer. Het scheppen van meer
ruimte voor de rivier betekent niet alleen meer
veiligheid maar ook meer mogelijkheden voor
natuurontwikkeling in de uiterwaarden. De
ideeen van plan Ooievaar (1987) en Levende
Rivieren van het Wereld Natuurfonds(1992)
zullen grootschalig verwezenlijkt worden.
Voorbeelden hiervan zijn er niet alleen in
DGP, maar ook elders langs Rijn en Waal en
ook langs IJssel en Maas.
De voorlichting over DGP wordt door Staats
bosbeheer uitstekend verzorgd. Bijzonder inte
ressant zijn de informatiecentra inHüis Aerdt
in Rijnwaarden en De Grenspost in Millingen.
Nederland gaat de kans benutte om naast pro
jecten van economische aard ook ruimschoots
aandacht te schenken aian ecologische belangen,
zoals bepleit door organisaties voor natuur
bescherming in de hartekreet 'Veters Lós".
De spreuk van Bilderdijk is op DGP volledig
van toepassing: In het verleden ligt het heden,
in het nu wat worden zal.
Het rijke verleden wat betregft natuurontwik
keling is de basis voor een rijke toekomst.
Met name de in uw artikel genoemde infrastruc
turele werken als aanleg van wegen en spoorlij
nen vragen er om extra aandacht te besteden
aan de ecologie. Oude rivierlopen als Oude
Rijn en Oude Waal zijn nu waardevolle natuur
gebieden. Hetzelfde geldt voor de gebieden,
waar klei (steenfabrieken) en zand gewonnen is.
Zowel ten noorden van de Rijn als tën zuiden
van Rijn en waal zijn die sporen uit het verleden
nog duidelijk zichtbaar. Een goede basis om op
voort te bouwen. De praktijk laat dit al zien.
Voor een negatieve benadering van de huidige
ontwikkeling in en om DGP is naar mijn
menking geen reden. Integendeel, de verdeling
van de aandacht voor economie en ecologie is
veel evenwichtiger dan in het verleden. Een
belangrijk winstpunt.
Comielje, Wijeben.
Bij het ter perse gaan van deze editie
bereikte ons het bericht, dat op
27 november op 56-jarige leeftijd is
overleden prof. dr. ir. F.W. van Voorden.
Frits van Voorden was een belangrijk
man in de wereld van wetenschap en
monument. De Monumentenzorg
zal hem erg missen.
Redactie
december 2001
Heemschut