Monumentale kunsten in de
wederopbouw
Hilde van Meeteren
Wederopbouw VI
'De beeldende kunstenaar, de beeldhouwer en de schilder, die
tot nog toe voor het publiek veelal een duistere, onbekende
figuur was, scheppende in de romantische omgeving van zijn
atelier, is naar buiten getreden, in het daglicht. Hij heeft zijn
werkterrein verplaatst in de open en bezige sfeer van de bouw,
van opbouw en arbeidsgeluiden...'
8
Heemschut
augustus 2001
Dit schreef B. Spaanstra-Polak in 1963 in het
boekje 'Teken aan de wand', uitgegeven door
de Vereniging van beoefenaars van de monu
mentale kunsten. Dit boekje had tot doel het:
grote publiek een overzicht te geven van de
ontwikkeling van de monumentale kunsten
sinds de tweede wereldoorlog. De monumentale
kunst - kunst die voor een bepaalde plaats in of
aan een gebouw is ontworpen - beleefde name
lijk in de eerste twee decennia na de oorlog een
ongekende bloei. Vele kunstenaars zagen de
monumentale kunst als het geëigende middel
om kunst dichter bij het volk te brengen.
Kunstenaars wilden zich inzetten voor de
gemeenschap door de vervaardiging van kunst
werken in openbare gebouwen.
Veel gebouwen uit de wederopbouw worden
gekenmerkt door deze monumentale kunst
uitingen.
Percentage
Dit werd bevorderd door de percentageregeling
die door de overheid in 1951 werd ingesteld.
De percentageregeling bepaalde dat 1,5% van
de totale bouwsom van belangrijke en repre
sentatieve rijksgebouwen, in het bijzonder
gebouwen met een publieke functie, besteed
diende te worden aan de decoratieve aankleding.
Deze percentageregeling zorgde voor een
continue stroom van opdrachten. Het waren
echter niet alleen overheidsgebouwen die van
monumentale kunst voorzien werden, ook
kerken, kantoren, winkels, woonhuizen en
andere typen gebouwen werden gedecoreerd.
De kunstenaars pasten veel verschillende tech
nieken toe. Wanden werden voorzien van wand
schilderingen, betonreliëf, mozaïek, sgrafitto,
vloeren van mozaïeken, vensters van glas-in-
lood, glas-in-beton of glas appliqué. En ook de
tapijtweefkunst beleefde, onder invloed van
franse ontwikkelingen, een opleving na de
oorlog. De vele nieuwe materialen, zoals
bijvoorbeeld beton, die door de industrie op de
markt werden gebracht, zetten de kunstenaars
aan tot experimenteren.
De monumentale kunstwerken die aan de
buitenkant werden aangebracht springen vaak
het meest in het oog, maar er zijn ook veel
kunstuitingen in het interieur te vinden. Na de
oorlog werd meer dan ooit gepoogd een inte
gratie tussen de architectuur en het monumen
tale kunstwerk te bewerkstelligen. Er zijn veel
bijzondere kunstwerken ontstaan die juist
doordat ze specifiek voor een gebouw gemaakt
zijn een substantieel deel van dat gebouw
vormen.
Een goed voorbeeld hiervan is de voormalige
Arondissementsrechtbank aan de Hamburger
straat in Utrecht. In opdracht van de Rijksge
bouwendienst werd het oudere deel van de
rechtbank in 1954 uitgebreid. Hierbij werd een
ingenieus trappenhuis met betonnen wentel
trap gebouwd dat voorzien werd van een vloer
mozaïek en drie sgraffito's uitgevoerd door de
kunstenaar Jan Goeting. Nu de Arondissements
rechtbank verhuisd is en de Rijksgebouwendienst
het lege pand overgedragen heeft aan de
gemeente Utrecht is de toekomst van deze
bijzondere integratie van kunst en architectuur
onzeker. Meer onderzoek naar de waarde van
deze wederopbouwuitbreiding is zeker gewenst
alvorens definitief besloten wordt over het lot
van deze vleugel.
Aangezien momenteel nog relatief weinig
Trap in de hal van de Arrondissements
rechtsbank. Foto van Fotodienst gemeente
Utrecht.
bekend is over de toegepaste kunsten tijdens
de wederopbouw zal het Projectteam weder
opbouw van de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg in de komende vier jaar van
onderzoek bijzondere aandacht gaan besteden
aan dit onderwerp.
Drs. H. van Meeteren is medewerker van de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg.