Gemiste kans?
Rijksdienst en
sloop
Nog een reactie van de
Rijksdienst
34
Heemschut
juni 2001
In het februarinummer van Heemschut is een
artikel opgenomen over de zgn. Raambuurt te
Deventer. Daarin worden de recente ontwikke
lingen in dat gebied kritisch belicht. Vooral de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg lijkt het
te moeten ontgelden: onvoldoende inzet om dit
vroeg-industriële stadsdeel te behouden.
Wie het artikel echter goed leest, zal tot de
conclusie komen, dat er vooral een demon
stratie van frustratie en onmacht uit spreekt.
Frustratie en onmacht, vooral van de enkele
malen geciteerde Jan Leo van de Laar (onder
zoeker bij de afdeling Volkshuisvesting/
Monumentenzorg van de gemeente Deventer).
Het is jammer, dat de redactie van Heemschut
niet de moeite heeft genomen om mijn dienst
een reactie te vragen op de aantijgingen in het
artikel (hoor en wederhoor). In de inleiding
van het artikel staat, dat het een verhaal is
'over wat wordt gezien als de gemiste kans van
Monumentenzorg'. Na lezing is mij niet duide
lijk geworden welke kans nu eigenlijk is gemist.
Helaas zitten er tegenstrijdigheden in de geci
teerde uitspraken:
de geïnterviewde had graag gezien, dat de
Raambuurt als beschermd stadsgezicht zou zijn
aangewezen, maar - vindt het 'heel begrijpe
lijk', dat zijn gemeentebestuur daar niet voor
voelde; hij stelt enkele malen, dat monumen
tenzaken bij zijn gemeente niet in goede
handen zijn en vervolgt: 'Dit is niet een plei
dooi om verantwoordelijkheid bij gemeenten
weg te nemen'.
Nu de feiten:
Uit ervaring gedurende de afgelopen 3 5 jaar is
gebleken, dat het niet zinvol is een beschermd
gezicht aan te wijzen als daar geen draagvlak
voor is bij het locale bestuur. De effectuering
van de bescherming dient immers plaats te
vinden door de gemeente d.m.v. een daartoe in
te richten bestemmingsplan.
Een 'onwillig' gemeentebestuur zal er alles aan
doen om de door het rijk beoogde bescherming
in het bestemmingsplan zo gering mogelijk te
doen zijn.
Bovendien is de uitvoering van het plan in
handen van dat zelfde gemeentebestuur! Het
hierboven bedoelde draagvlak bleek er in
Deventer niet te zijn. De Raambuurt is
tenslotte niet aangewezen.
In het artikel stelt de heer Van De Laar vast,
dat het bestaande stratenpatroon in een
ontwerpbestemmingsplan werd vastgesteld.
Dat is onjuist. Een zeer kenmerkend straten-
beloop in het midden van de buurt was de zgn.
bajonet.
Deze bajonet was in het ontwerpplan wegge
poetst. In een brief aan BenW van Deventer
heeft de Rijksdienst voor de Monumentenzorg
gepleit voor het behoud van dit karakteristieke
element en het gemeentebestuur is aan dit
verlangen tegemoet gekomen. Het is deze
brief, die in het artikel als 'een zwak steden
bouwkundig verhaal' wordt afgedaan!
Bij de selectie van rijksmonumenten in de
Raambuurt is niet anders te werk gegaan dan
elders in ons land. D.w.z. dat er in overleg met
en in overeenstemming met het gemeente
bestuur is gehandeld. Er waren geen menings
verschillen. Bij de selectie is -zoals overal -
gekeken in hoeverre de objecten voldoen aan
het criterium van nationaal belang. Uit de
'concurrentiestrijd' met andere industriële
complexen in ons land, is de Raambuurt uit
eindelijk minder spectaculair te voorschijn
gekomen dan door sommigen aanvankelijk
werd verwacht.
Fons Asselbergs, directeur van de Rijksdienst voor de
In het interview met Vincent van Rossem (pag. 25)
staan enige kritische opmerkingen over de
aanpak van de RDMZ m.b.t. het Wederop-
bouwerfgoed. Op twee punten wil ik een
reactie geven. In de eerste plaats is de brochure
De naoorlogse wijk in historisch perspectief geen
'inventarisatiemethode voor de wederopbouw
architectuur.' Het ministerie van VROM heeft
de gemeenten gevraagd bij de stedelijke ver
nieuwing rekening te houden met de cultuur
historische waarden in naoorlogse wijken. Om
de gemeente een handreiking te bieden bij het
in kaart brengen van belangrijke kenmerken
van hun wijken, hebben de RDMZ en VROM
samen deze brochure gemaakt en de VNG
heeft hem uitgegeven. Om Wederopbouw-
objecten en -structuren van rijkswege te
kunnen beschermen moet tenminste aan twee
criteria worden voldaan: vijftig jaar of ouder en
van nationaal belang. Om dit nationale belang
te kunnen vaststellen is voorafgaand een lande
lijke inventarisatie noodzakelijk. In 2000 is de
RDMZ met dit onderzoek, als logisch vervolg
op het MSP, van start gegaan. Voor
Wederopbouwobjecten die nu al vijftig jaar of
ouder zijn kan het rijk tot bescherming over
gaan als zou blijken dat het object van evident
nationaal belang is èn als het in zijn bestaan
wordt bedreigd. Dit zal alleen bij hoge uitzon
dering gebeuren. Objecten en structuren die
na 1955 zijn gerealiseerd en die vanwege het
ouderdomscriterium pas vanaf 2006 op de
rijksmonumentenlijst geplaatst kunnen
worden, kunnen worden beoordeeld vanuit
het landelijk referentiekader dat dan gereed zal
zijn.
Het instrument van het beschermde gezicht,
waarbij invloed kan worden uitgeoefend op
bestemmingsplanwijzigingen, lijkt zeer bruik
baar te zijn bij eventuele toekomstige bescher
ming van woonwijken. Totdat de landelijke
inventarisatie van deze structuren gereed is zal
de RDMZ aanhaken bij lopende herstructure
ringsprojecten. Hierbij zijn gemeenten,
woningbouwcorporaties, bewoners en markt
partijen de hoofdrolspelers. De monumenten-
zorgers van gemeenten en het rijk hebben de
taak om begrip voor aanwezige monumentale
waarden te kweken. Overigens geldt voor
gemeenten dat zij wèl objecten en structuren
van minder dan vijftig jaar oud tot beschermd
monument mogen aanwijzen.
Erik Kleyn, RDMZ.
In minder dan tien gevallen per jaar spreekt de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg een
positief advies uit over de sloop van een
Rijksmonument. Dit blijkt uit het antwoord
van staatssecretaris Van der Ploeg op vragen van
het D66 Kamerlid Van Ravestein.
Uitgangspunt bij advisering door de RDMZ is
een inhoudelijke toets op grond van de
kunsthistorische waarde en de bouwkundige
staat van een monument. Soms kunnen ook
andere aspecten zoals bestuurlijke en maat
schappelijke een rol spelen. Wanneer is moei
lijk in algemene zin te zeggen. Wat dat betreft
biedt de Monumentenwet enige interpretatie
ruimte.
De Rijksdienst werkt behalve aan de actualise
ring van zijn monumentenregister ook aan een
vergunningenregister, zo blijkt verder uit het
antwoord.
Op een vraag over de samenstelling van
gemeentelijke monumentencommissies
antwoordt Van der Ploeg, dat de benoeming
hiervan een decentrale bevoegdheid is. Het ligt
niet op de weg van het Rijk hierover uitspraken
te doen. Wel kan rechterlijke toetsing van een
vergunning leiden tot vernietiging van een
beschikking en tot correctie van een gemeente
op het punt van samenstelling ven een monu
mentencommissie.
Red.