26
Heemschut
juni 2001
Dit soort gebouwen (Rokin) kan niet meer nu de
binnenstad beschermd gezicht is.
pand gaat dat niet op de monumentenlijst moet
komen. De monumentenverenigingen komen
dan allemaal inspreken en met een beetje geluk
brengen ze ook nog wat buurtbewoners mee.
Er wordt een geweldige stemming gemaakt en
het einde van het liedje is dat mijn wethouder
pissig is omdat de dingen niet lekker lopen.
Want zij zit daar met een voorstel om het niet
te plaatsen. De raadscommissie begint vervol
gens te aarzelen, kortom, allemaal heel erg
vervelend.'
Toch behoudend
Maar hoe zou Van Rossem het dan willen zien?
Zou hij willen dat de binnenstad, om het zo te
zeggen, heel erg in beweging zou zijn? Dat er
overal maar nieuwbouw werd gepleegd? Uit
zijn publicaties komt anders eerder het beeld
naar voren van iemand die vindt dat stedenbouw
en bouwkunst in historische binnensteden voor
zichtige en terughoudende disciplines behoren
te zijn.
'Ik ben in principe net zo voor een behoudende
interpretatie van het wettelijke instrumenta
rium als ieder ander. Maar met de aanwijzing
van de binnenstad als beschermd stadsgezicht
zie ik hier geen problemen meer.' Wat er is
gebeurd met de verbouwing van Tuschinsky zal
dan volgens Van Rossem niet meer voorkomen.
Het kwalijke van dat bouwplan was dat het hele
binnenterrein bioscoop is geworden en dat er
daarmee een heel historisch bouwblok met
stegen en binnentuintjes vernield is. Dit soort
praktijken kan in het vervolg tegengehouden
worden met het conserverende bestemmings
plan, dat gemaakt dient te worden voor het
gebied dat als beschermd stadsgezicht is aange
wezen. 'Als je die bestemmingsplannen slim
opstelt, en dat is op zich een hele kunst, dan kan
je er eigenlijk niks meer. Dan kun je hooguit in
het zelfde volume iets terugbouwen. Nou, dat
is zelden of nooit lonend. Sloop is alleen inte
ressant als je met nieuwbouw meer vierkante
meters kunt terugbouwen. Met zo'n conserve
rend bestemmingsplan kan dat niet dus knapt
men liever het oude pand op. Dus met die
binnenstad zit het wel goed. Kijk maar eens in
de Eerste Goudsbloemdwarsstraat, daar is een
heel klein dingetje neergezet, een dot van een
gebouwtje, daar is de straat alleen maar beter
van geworden.'
Naoorlogse bouw
Nee, meer zorgen maakt Van Rossem zich over
de naoorlogse gebieden. Nu de bouwopgave
zich langzamerhand gaat verplaatsen van de
perifere weilanden naar de randen van de stad
moet gevreesd worden voor het ergste. 'Daar
zitten de echte problemen. Amsterdam-West
staat op het punt drastisch veranderd te worden.
De mensen van het Bureau ParkStad [ambte
lijke projectorganisatie die zich bezighoudt met
stedelijke vernieuwing in de Westelijke Tuin
steden, FvdP] zijn in principe van plan om heel
West te slopen. Een ander voorbeeld is het
wijkje Jerusalem in de Watergraafsmeer. Dat is
een relatief beroemd wijkje dat architectuur
historisch wel interessant is. De drie woning
bouwcorporaties die eigenaar zijn van de
woningen, willen alles slopen omdat de wonin
gen te klein zijn. Voor monumentenzorg is dit
een probleem want wij waren gewend om een
individueel pand te beschermen. Dat was vaak
al moeilijk genoeg. Maar hoe bescherm je een
hele woonwijk? En hoe verdeel je de subsidie
gelden over die wijk?'
Monumentenzorg krijgt ongetwijfeld een harde
dobber aan de bescherming van de naoorlogse
gebouwen en woonwijken. Veel zal tot stand
moeten komen door het bewerken van de
publieke opinie. Maar in tegenstelling tot de
MlP-periode (1850-1940), ligt de wederopbouw
nog maar zo kort achter ons. Dat bemoeilijkt
het proces. Er is vooralsnog weinig compassie
met het gebouwde erfgoed van de naoorlogse
periode. Want terwijl de Rijksdienst nog steeds
bezig is om kennis te vergaren, allerlei symposia
te beleggen en methodieken te ontwikkelen
(ongetwijfeld allemaal heel zinvol en nuttig) is
in de alledaagse werkelijkheid het verande
ringsproces reeds in volle gang. Zo is onlangs
het Lambertus Zijlplein (Geuzenveld/Sloter-
meer) heringericht waarbij men behoorlijk
heeft zitten sleutelen aan het oorspronkelijke
stedenbouwkundige plan. Er zijn zelfs nieuwe
waterpartijen aangelegd. 'Ja, daar ben ik niet
echt gelukkig mee. Het probleem van dit plein
was dat het een typisch voorbeeld van een
verloederde omgeving was en dan denken
bestuurders altijd datje dus krachtig in moet
grijpen om die verloedering te stoppen en om
een nieuwe impuls aan het geheel te geven.
Maar de vraag is of je niet beter de bestaande
bebouwing kunt opknappen en vervolgens de
boel netjes kunt onderhouden. Want die zoge
naamde stedelijke vernieuwing datje hele
stukken sloopt en dan natuurlijk leuke een
gezinswoningen gaat bouwen, vind ik een
onverantwoorde manier om met de stad om
te gaan waarmee je dus iedere herinnering aan
dat verleden wegvaagt. Kijk, misschien zijn de
jaren '50 niet onze meest gelukkige herinne
ring, maar je zal zien, over 30 jaar wordt daar
heel anders over gedacht. Dus laat die tuinsteden
voorlopig nog even met rust, want daarna vindt
iedereen het zo mooi, dan wordt er nooit meer
iets aan veranderd.'.
Erg veel vertrouwen in de aanpak van de
Rijksdienst heeft Van Rossem vooralsnog niet.
Bij het zien van de brochure De naoorlogse wijk
in historisch perspectief die het Rijk heeft ontwik
keld voor de inventarisatie van de wederopbouw
architectuur volgt het bekende wegwerpgebaar.
'Ja, dat is de bekende quick scan die ze bedacht
hebben. Maar het Rijk is natuurlijk weer te laat.
Ze hadden al veel eerder met concretere
beschermingsmethodes en middelen moeten
komen om een hele wijk, wanneer het interessant
genoeg is, ook daadwerkelijk in zijn geheel te
beschermen. Als je met vage beschermings
methodes en met vriendelijk praten aan komt
zetten, dan schiet het niet vreselijk op. Dat
hebben wij gezien met Bureau ParkStad. Die
mensen praten allemaal heel vriendelijk terug
tot op het moment dat jij nog eens voor alle
duidelijkheid zegt datje toch wel graag zou
willen dat een en ander blijft staan. Dan kijken
ze je verbaasd aan: ja, zo hadden wij het niet
bedoeld.'
Drs. F. van de Poll is architectuurhistoricus en
publicist.
Zie voor een reactie van de Rijksdienst pag. 34.