Nieuw monument voor woonhuismonument Anne-Marie ten Cate Serie 'Huizen in Nederland' voltooid Het is de Vereniging Hendrick de Keyser geweest die ons weder om een standaardwerk over de ontwikkeling van de Nederlandse woonhuisarchitectuur heeft geschonken. De Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond (KNOB) wijdde zelfs een studiedag aan het onderwerp om het verschijnen van het laatste deel luister bij te zetten. Er werd met niets anders dan lof gesproken over het monnikenwerk van het schrijverstrio Meischke, Zantkuijl en Rosenberg, dat na zeven jaar werd voltooid. 38 Heemschut Behalve voortdurende lofbetuigingen aan het adres van de auteurs en de Vereniging Hendrick de Keyser kwam tijdens de studiedag een aantal interessante zaken aan bod. De eerste spreker was co-auteur Meischke, Het woonhuisonderzoek is na de Tweede Wereld oorlog in een stroomversnelling geraakt. Voor die tijd was er nauwelijks interesse voor bijvoorbeeld houtconstructies en van dendro- chronologisch onderzoek (een heel nauwkeu rige datering aan de hand van jaarringen) had men nog nooit gehoord. Een mijlpaal was de oprichting van Bureau Monumentenzorg Amsterdam, waaraan zowel Meischke als Zantkuijl verbonden waren en daar stond vanaf die datum dan ook de wieg van het woonhuis- onderzoek. In Amsterdam was de hele ontwik keling van het woonhuismonument af te lezen en werd de basis voor het bouwhistorisch onderzoek gelegd. De start was echter moei zaam; de meestal jonge onderzoekers bleven kort, onderzoek werd niet of nauwelijks gepu bliceerd en rapporten, als die al gemaakt werden, verdwenen vaak ongelezen in de prul lenbak. Het vastleggen en documenteren van bouwhistorische onderzoek is essentieel voor het woonhuisonderzoek en voor de geschiede nis van de Nederlandse bouwkunst. Ook vandaag de dag wordt er nog veel te weinig gedaan met bouwhistorische onderzoeksresul taten. Juist het woonhuisonderzoek kan heel veel informatie opleveren over het bouwvak, bedrijven, leveranties, handelswegen, hout soorten en over de samenleving. 'Het woonhuis is van alle tijden, van alle culturen en het is het grondpatroon waarbinnen de architectuurge schiedenis zich voltrekt in alle aspecten van de samenleving', aldus Meischke in zijn enthou siaste betoog. Bouwbedrijf Bij het vijftigjarig jubileum van de Verenging Hendrick de Keyser verscheen 'Het Nederlandse Woonhuis van 1300-1800' samengesteld door Ir. R. Meischke en H.J. Zantkuijl. Toen al was het bezit van de Vereniging zo groot en divers, dat aan de hand daarvan een overzichtelijke inde ling in periodes gemaakt kon worden. Het boek, dat in 1969 verscheen gold tot nu tot als het standaardwerk op het gebied van het Nederlandse Woonhuisonderzoek. Nu heeft dit boek plaats moeten maken voor 'Huizen in Nederland; architectuurhistorische verkenningen aan de hand van het bezit van de Vereniging Hendrick de Keyser'. De serie bestaat uitvier delen, te weten Friesland en Noord- Holland, Amsterdam, Zeeland en Zuid- Holland en Utrecht, Noord-Brabant en de oostelijke provincies. Er zijn ruim 300 huizen beschreven. Inleider professor KA. Ottenheym spreekt van de nieuwe Nederlandse architectuurgeschiedenis, die hier is geschreven, waarmee hij doelt op de algemene inleidende hoofdstukken. Tot nu toe was onze vaderlandse architectuurgeschiedenis voornamelijk een stijlgeschiedenis en een genieverheerlijking van een handjevol grote architecten. Rosenberg noemde het woonhuis dan ook schertsend het muurbloempje van de Nederlandse architectuurgeschiedenis. De laatste 25 jaren zijn er echter veel nieuwe feiten aan het licht gekomen en die maken een nieuwe ordening naar typen woonhuizen noodzakelijk. Drie criteria spelen daarbij een rol: de bouw- handel en het materiaal, de techniek van het bouwen en tenslotte de financiële draagkracht van de opdrachtgever en diens persoonlijke invloed. Deze zoekt een architect of aannemer op eigen niveau, waarbij persoonlijke inbreng en locale invloeden veelvuldig meespelen. Vooral de geschiedenis en de ontwikkeling van het stadsbouwbedrijf met de meestertimmerlie- den, -metselaars en -beeldhouwers levert een schat aan gegevens, een ontwikkeling die zijn oorsprong vindt in de kerkelijke bouwloods. Het wordt steeds duidelijker dat de geschiede nis van de Nederlandse architectuur wordt gedragen door de bouwbazen in vroeger eeuwen en niet door het handjevol architecten genieën. Bewegingen Mevrouw dr. Th.F. Wijsenbeek-Olthuis (sociale geschiedenis) doet onderzoek naar de bewegin- gen(verhuizen) van mensen en hoeverre deze een bijdrage leveren aan de wooncultuur. Bewegingen in vroeger tijden waren hevig en niet alleen ten gevolge van oorlogen. Mensen waren veel op drift. Wat mensen meenamen kan een aardige aanvulling geven op het woon huisonderzoek en de bouwgeschiedenis. Boedelbeschrijvingen kunnen daarover inzicht geven evenals wat in bepaalde periodes 'in' is. Aardewerk maakt plaats voor het minder kwetsbare tin en in tijden van oorlogen wordt er duidelijk minder melding gemaakt van schil derijen in boedelbeschrijvingen. In barre tijden belegde men in zilver en kostbare stoffen. Na 1750 is er bijvoorbeeld sprake van veel snellere modeveranderingen dan voorheen. Ook later tijdens de discussie bleek dat een interdiscipli- februari 2001

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2001 | | pagina 41