Wederopbouw straks in kaart Peter Nijhof Eén van de speerpunten uit het Plan van aanpak Wederopbouw 1940-1965 van de RDMZ is het beleidsmatig beïnvloeden van het proces van stedelijke herstructurering. De recente Wet Investerings-budget Stedelijke Vernieuwing (ISV) stelt gemeenten forse rijkssubsidies in het vooruitzicht op basis van integrale meerjarenbeleidsplannen. Cultuurhistorische waarden blijken in de praktijk van de achterliggende jaren tot nu toe niet of nauwelijks een rol te hebben gespeeld. Dit is de eerste aflevering van een speciale serie over de aanpak van de wederopbouwarchitectuur. 40 Heemschut augustus 2000 De Nebokerk in de Haagse wijk Vrederust. Foto L van Meijel. Vandaar het belang van een eenvoudig, hand zaam instrument voor de stedelijke vernieu wingsgemeenten zodat zij deze waarden zelf snel in kaart te kunnen brengen. Dit wordt langzamerhand ook echt een gemeentelijk belang, omdat binnen het Ministerie van VROM bij de toetsing van de stedelijke vernieuwingsplannen meer en meer gelet wordt op evenwichtige aandacht voor de cultuurhisto rische waarden van naoorlogse woonwijken. Daarom heeft de Projectgroep Wederopbouw (PWO) van de RDMZ een eenvoudige metho diek ontwikkeld om gemeenten hierbij behulp zaam te zijn, samen met het Directoraat voor de Volkshuisvesting (DGVH) en de Rijks planologische Dienst (RPD) van het Ministerie van VROM. Uitgangspunt van deze quick scan-methodiek is de analyse van het oorspron kelijke stedenbouwkundige plan en de bebou wing en vergelijking met de huidige situatie. Zo'n analyse van veranderingen van infrastruc tuur, stedelijk groen en water, woningbouw en bijzondere bebouwing moet leiden tot een ontwikkelingsvisie. Daarbij moet de gewenste stedenbouwkundige en architectonische verschijningsvorm in relatie worden gebracht met het sociaal-economisch ontwikkelingsper spectief van de buurt of wijk. Om de methodiek, die vooral bestaat uit een serie kaarten met toelichting in de praktijk te toetsen zijn drie gemeenten bereid gevonden om deze als pilot toe te passen: de wijken Bilgaard in Leeuwarden, Zuid-West Den Haag en De Hazenkamp in Venlo-Blerick. Drie gemeenten van uiteenlopende omvang, geselec teerde wijken met een specifieke ontstaansge schiedenis en wisselende actuele problematiek. Bovendien drie gemeenten die de toepassing van de methodiek organisatorisch op uiteen lopende wijze hebben geregeld. Uitgangspunt bij dit proefproject was immers: grote vrijheid voor de gemeenten bij de toepassing ervan. Geen blauwdruk vanuit Zeist, ook geen strakke sturing, wel een door de RDMZ ingeschakelde externe wederopbouwdeskundige, Leon van Meijeldie namens de gezamenlijke opdracht gevers de drie gemeenten inhoudelijk bij de uitvoering heeft ondersteund. Ter afsluiting van deze fase van het project is onlangs een evaluatiebijeenkomst georgani seerd met vertegenwoordigers van de opdracht gevers, de drie gemeenten en de onderzoeksbe- geleider. Aan de hand van een aantal tevoren geformuleerde vragen zijn niet alleen de producten (de pilot-rapportages), maar ook de interne organisatie van de uitvoering en de procesgang geëvalueerd. Deze bevindingen zullen in een evaluatierapport worden vastge legd, op basis waarvan de methodiek verfijnd kan worden als tweede fase van het project (zomer). In het late najaar zal de zo ontwikkelde methodiek worden gepubliceerd en tijdens een landelijke studiedag worden gepresenteerd. Vele gemeenten zijn nu echter al druk bezig met hun stedelijke vernieuwingsplannen. Om hen zo snel mogelijk van dienst te zijn, wordt de methodiek in de huidige versie medio 2000 gepubliceerd in de vorm van een brochure die onder meer naar alle gemeenten wordt toege stuurd. De alliantie met VROM is daarbij verbreed met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, waardoor het draagvlak voor de inbreng van cultuurhistorische waarden in stedelijke vernieuwingsplannen verder wordt vergroot. Particulier initiatief belangrijk De methodiek betekent een stap in de goede richting, maar er is nog een lange weg te gaan. Uit de pilotprojecten bleek eens temeer dat monumentenzorgers, stedenbouwkundigen en volkshuisvesters eikaars taal niet altijd verstaan. Ook gecompliceerde interne organisatiestruc turen binnen gemeenten kunnen een adequate en tijdige inbreng van cultuurhistorische waarden bemoeilijken. Daar komt bij dat gemeentelijke monumentenzorgers zelf nog lang niet overal 'toe' zijn aan de Wederopbouw of te zeer belast zijn met het reguliere monu- mentenwerk. Daarom kan het particulier initiatief ook bij deze opgave niet gemist worden. Landelijk werkzame monumentenorganisaties als de Bond Heemschut en het Cuypers Genootschap zullen zich het terrein van de stedenbouw en architectuur van de Wederopbouwperiode snel eigen moeten maken om het proces van stede lijke vernieuwing vanuit onafhankelijk, deskun dig perspectief nauwgezet te volgen en waar nodig bij te sturen. Heemschut kan daarbij optimaal gebruik maken van de ervaringen met de verbrede, Belvedere-achtige aanpak die de laatste jaren in haar beleid nog meer nadruk heeft gekregen. Na deze misschien wat saaie, methodische ouverture zal de hiermee gestarte rubriek in de volgende afleveringen vooral aandacht beste den aan actuele ontwikkelingen rond de Wederopbouw in stad en land. Drs. P. Nijhof is coördinator van de Projectgroep Wederopbouw van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. De genoemde brochure is vanaf augustus 2000 gratis verkrijgbaar bij de Afd. Communicatie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, (03 0) 6083 211 Peter Nijhof en Anne-Marie Nannen kunnen nadere informatie verschaffen.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2000 | | pagina 42