april 2000 Heemschut 7 Later verlegde men de werkzaamheden naar het tegenwoordige Oostzeegebied en ook hier verliep de bekering niet altijd zonder slag of stoot en zieken of gewonden. Het wapengekletter ging veelal hand in hand met kolonisatie en ontginningsprojecten en het stichten van steden. Op het hoogtepunt van zijn macht in de 15de eeuw voerde de orde het bewind over geheel Oost-Pruisen met inbegrip van de tegenwoor dige Baltische staten. Het geestelijk ideaal had onvermoed wereldlijke vormen aangenomen. Het spreekt vanzelf dat het gewapenderwijs verspreiden van het heil gecombineerd met de voorgenomen verzorging en opvang een hechte organisatie, een niet geringe logistieke inspan ning en derhalve ook het nodige geld vereiste. Ter inzameling van gelden voor het goede doel stichtte men dan ook in andere landen - in ons land in Utrecht - afdelingen. Keizer Frederik Barbarossa bevoordeelde de orde door haar belastingvrijdom over allerlei schenkingen te verlenen. In het licht van de tijd lijkt het aanne melijk dat allerlei adellijke zonen die intraden forse schenkingen meebrachten. De ridders zelf werden geacht in armoede en kuisheid te leven. Ook in de Nederlanden werden kamers, balijes gesticht en het zwaartepunt voor deze contreien lag in Utrecht. Tamelijk voor de hand liggend als we de religieuze wortels van de orde in ogenschouw nemen en ons bewust zijn van het feit dat Utrecht in de 12de eeuw al een kerkelijk centrum van formaat was. Het kloos ter werd aan het begin van de 13de eeuw buiten de huidige binnenstad gesticht, alweer als uitvloeisel van een schenking. Na tijdens een oorlog tussen graaf Willem. IVvan Holland en de Urechtse bisschop van deze plek te zijn verdreven bouwde men een nieuw onderkomen binnen de stadswallen aan wat tegenwoordig de Springweg heet. Ridders terug na restauratie De hier rond 1350 neergezette gebouwen zouden het tot in onze tijd uithouden zij het dat de Ordebroeders tijdens de Franse tijd opnieuw het veld moesten ruimen, nu naar de Hofweg. Onder koning Lodewijk Napoleon werden de gebouwen aangekocht, zeg maar gevorderd, om als militair hospitaal te dienen. In het 'koopcontract' was door de Fransen evenwel een bepaling opgenomen dat ingeval van verkoop door de staat de Duitse orde als eerste het recht van terugkoop zou hebben. Na het wegtrekken van de Fransen werd de nieuwge- stichte staat der Nederlanden eigenaar. De bepaling over terugkoop verdween zoals dat wel vaker gaat onder een dikke laag andere paperassen en werd uiteindelijk gewoon ver geten door de staat. Toen dan ook na lang aandringen van onder andere Heemschut en de KNOB de stad Utrecht vond dat er met het grote en voor de eigen burgerij volstrekt ontoegankelijke complex maar eens iets moest gebeuren en verwerving van de gebouwen en de prachtige bijbehorende tuin ging nastreven herinnerde iemand binnen de Duitse orde zich de oude bepaling. De ridders grepen de mogelijkheid tot terugkeer met beide handen aan en zetelen nu weer in een deel van het complex, een stijlvol gerestaureerd en ingericht onderkomen dicht tegen de Springweg aan. De tweede gebruiker werd Grand Hotel Karei V. De hele overgang van afgesloten militair hos pitaal, via leegstand, verval en verloedering naar hét huidige Grand Hotel Karei V en - wederom na bijna 200 jaar - de hernieuwde zetel van de Ridderlijke Duitse Orde in ons land zou bijna dertig jaar in beslag nemen. Het strekt de stad Utrecht tot eer dat zij het bijltje er niet bij heeft neergegooid. Nu had de stad met een hele serie pottekijkers en waakhonden zoals Heemschut ook eigenlijk die mogelijk heid niet. Een sterke bondgenoot bij behoud en herbestemming van de grote en gelukkig veelal solide gebouwen vond de stad in het eigen bureau monumentenzorg. Onderzoek inspireerde architect Met name het over een periode van maar liefst tien jaar uitgevoerde bouwhistorisch onderzoek leverde gegevens op over de groei van het complex en soms verrassend preciese infor matie over bouwtechnische en kunstzinnige details maar leverde ook de restaurerend archi tect inspiratie op bij het ontwerpen. Een fraai voorbeeld is te vinden in de vroegere kapittel zaal, nu als grote gelagkamer onderdeel van het hotel. De laatmiddeleeuwse balklaag met zijn bijzondere beschildering was als gevolg van overbelasting sterk gaan doorzakken. In de erboven gelegen zaal was vanzelfsprekend een gelijke, vlakliggende vloer noodzakelijk. De ruimte tussen de nieuwe vloer en de doorge zakte balken kon nu worden benut om een ingenieuze draagconstructie met naar beneden gekeerde boogspanten aan te brengen. Veilig en volledig onzichtbaar terwijl de eeuwen oude balklaag met zijn geschiedenis - het doorzakken - gewoon in het zicht kon blijven. Op andere plaatsen zoals in de brasserie is door het aanbrengen van zware doorzichtige platen in de vloer een stukje van de ondergrondse geschiedenis in beeld gebleven. Na lang wikken en wegen kwam die brasserie met zijn open kookplaats onder de grote schouw gewoon in de keuken die er altijd al was. Wie er aanschuift en een vorkje meeprikt, dient te beseffen: hier wordt al 650 jaar gekookt! De jongste vleugel van het gebouw, neergezet tussen 1823 en 1829 en nog altijd om onver klaarbare redenen als Napoleontische vleugel aangeduid was van zulke sterke balklagen voor zien, dat die in één moeite door bleken te voldoen aan de internationale maatstaven voor De grote middeleeuwse ontvangstzaal, nu restaurant. een hotel van deze klasse. Dat scheelde een vracht breek- en sleepwerk en een forse begro tingspost. Natuurlijk mag het behoud en de succesvolle herbestemming van de eeuwenoude gebouwen een wapenfeit van de eerste orde heten maar een fraai neveneffect is toch ook het opnemen van het gehele gebied in het weefsel van de stad. De oude muren die het complex afsluiten van de stad blijven gewoon staan maar de poort zal voortaan open zijn. (foto 5) Het hotel met zijn voor iedereen toegankelijke brasserie en restaurant onderstreept dan nog eens het aloude idee van gastvrijheid en verzorging dat al acht eeuwen door de ook weer op deze plek teruggekeerde Ridderlijke Duitse Orde wordt uitgedragen. Leo van der Meule is als zelfstandig bouw historicus werkzaam, in de monumentenzorg.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2000 | | pagina 9