Column Ik voel me oud 4 Heemschut april 2000 erfgoed al evenzeer verwaarloosd. Maar het behoeft anno 2000 toch geen betoog meer dat ook industrieel erfgoed van grote cultuurhisto rische waarde zijn kan? Ja, ik heb in de nota gelezen dat een gebiedsgerichte benadering slechts één manier is om de relatie cultuurhis torie en ruimte te bezien. Daarnaast wordt nog een thematische benadering onderscheiden, die een verspreiding kent 'die verder reikt dan een af te bakenen gebied'. Als voorbeelden daarvan worden onder andere historische infrastruc tuur, historische verbanden als de Hanzesteden en historische waterwerken gegeven.'Maar waarom kunnen deze thema's niet ook in een gebiedsgerichte benadering worden onderge bracht? Binnen die thema's zijn immers vaak regionale variaties te onderscheiden? Is het bestaan van regionale verscheidenheid boven dien niet mede het gevolg van het al dan niet voorkomen van bepaalde thematische aspec ten? Daarnaast is onduidelijk waarom bepaalde thema's (landgoederen, verdedigingslinies) wel passen in een gebiedsgerichte benadering en andere niet. Dit riekt naar een zekere mate van willekeur (of moet men het noemen smaak en belangstelling?) bij de samenstellers. Omdat die thematische benadering verder niet is uitge werkt, hangt volledig in de lucht hoe die thematische waarden worden gewaardeerd en of ook die thematische benadering richtingge vend kan zijn voor de ruimtelijke ordening. Andere gebieden vogelvrij? De nota roept nog meer vragen op. Zo wordt niet ingegaan op de kwestie hoe de Belvedere- gebieden zich verhouden tot andereibescher- mings- en behoudtendenzen op het gebied van bijvoorbeeld natuurwaarden en het aardkundig erfgoed. Een andere kwestie is het lot van de niet-Belvederegebieden met slechts cultuurhis torische basiswaarden of slechts enkelvoudige hoge cultuurhistorische waarden. Zijn die vogelvrij? Wat te denken bijvoorbeeld van de toekomstige ontwikkeling van het gebied tussen Amsterdam en Haarlem, een in mijn ogen uitermate karakteristiek deel van Nederland, een streek die gekenmerkt wordt door een al eeuwenoude dynamiek, en daar door een gebied met veel belangrijk erfgoed uit verschillende tijden. Zal ook daar bewust kunnen worden omgesprongen met de cultuur historie? Een tipje van de sluier wordt opgelicht in de paragraaf Ruimtelijke dynamiek en cultuurhistori sche waarden. Daar rept de nota van vier verschillende gebiedstypen waarbij op de ene as de cultuurhistorische waarde is afgezet en op de andere de ruimtelijke dynamiek. Daaraan zijn de wenselijke beleidsstrategieën gekoppeld. Vooral in dynamische gebieden mag men op grond van deze ruimtelijke typering op zijn qui vive zijn. Moderne ruimteclaims zijn dominant in gebieden met hoge ruimtelijke dynamiek en sectorale cultuurhistorische waarden. In deze gebieden lijkt het bestaan van cultuurhistori sche waarden er dus het minst toe te doen. Daar wordt, zo staat er letterlijk, 'de cultuurhistorie van de toekomst gemaakt.Dat laten onze vorm gevers van vandaag - de projectontwikkelaars - zich denk ik geen twee maal zeggen. In een Belvedere-gebied met een hoge ruimte lijke dynamiek wordt daarentegen een 'confrontatie' verwacht. Een confrontatie? Wat moet ik me daarbij voorstellen? Stond er bovendien niet elders in de nota dat de hoofd doelstelling juist was dat de cultuurhistorie richtinggevend moest zijn voor de inrichting van de ruimte? Blijft daar na een 'confrontatie' nog veel van over? Kortom, de nota Belvedere is een verheugende stap om de 'schoonheid' van ons land blijvend onder de aandacht te houden. Maar wel valt te hopen dat er in de komende jaren echt werk wordt gemaakt van verder onderzoek, samen werking en kennisontwikkeling, zoals wordt aangekondigd. Door het daadwerkelijk betrek ken van de thematische invalshoeken en de integratie daarvan in gebiedskeuzen kan de eenzijdigheid worden doorbroken. Ook zal bij de formulering van de waarden meer verschil lende deskundigheid moeten worden betrok ken. Bovendien is het is goed stil te staan bij het door de Raad van het Landelijk gebied geme moreerde verschijnsel van geografische bijziend- heid-, de mate van ruimtelijke verscheidenheid is meestal minder uniek dan de inwoners van een land vaak denken. Ook kan het geen kwaad stil te staan bij een ander door deze Raad genoemd verschijnsel: geografische scheeftrekking. Algemeen voorkomende landschapstypen worden door de plaatselijke bevolking vaak als bijzonder aangemerkt en op internationale schaal zeldzame landschappen worden onder gewaardeerd. In dit licht is het misschien goed te beseffen dat onlangs uit onderzoek is geble ken dat het Nederlandse landschap een grote aantrekkingskracht heeft. Veel buitenlandse toeristen noemden het bijzondere landschap een belangrijke reden voor hun bezoek. En, geloof mij, die kwamen niet voor de grafheu vels op de Veluwe of de Drentse esdorpen. Die wilden polders, molens, dijken, Deltawerken en schilderachtige, dichtbijeen gelegen, middel grote steden en dorpen zien! Dr. W. van der Ham is geograaf en historicus. Vorig jaar promoveerde hij in Delft op het proef schrift 'Heersen en beheersen, Rijkswaterstaat in de twintigste eeuwZaltbommel, Europese Bibliotheek. Ikvoel me oud. Ik voel me ouder dan ik eruit zie. Ik zie er jong uit, maar ik ben al oud van hart. Ik zie er jong uit, maar het gaat er niet om hoe je eruit ziet, maar hoe je je voelt, en ik voel me al oud. Of zit ik nu op te scheppen? Je laatje erop voorstaan. Mag dat soms ni et? Ik weet nog goed dat vroeger, in de tweede helft van de vorige eeuw, jong zijn juist enorm gewaardeerd werd! Je was wat als je jong was, maar als oudere was je niets waard, het arbeids proces zag niks meer in je. Over de dingen die je mooi vond, werden grapjes gemaakt. Over Heemschutleden werden grapjes j gemaakt. Dat waren natuurlijk oude zakken, omdat het vaak mensen boven de 50 waren, die bovendien nog pleitten voor het behoud van oude kernen. Ton Koot kon zich daar over in de vorige eeuw heel erg opwinden, en ging gewoon zijn eigen weg. Pas later 1 bleek dat mensen als hij zijn tijd flink vooruit waren geweest. Dat het inderdaad geen zin had om oude binnensteden volle dig dienstbaar te maken aan het autover keer. Datje dan ontzettend veel verkeer aantrekt, dat de stad dan net zo dichtslibt als voorheen, en ook nog zijn karakter kwijt is. Waar of niet, het zijn vaak oudere mensen die zich sterk maken voor het behoud van cultuurhistorische waarden. Ik denk zelfs dat je eerst een tijdje geleefd moet hebben, voordat ze je überhaupt iets zeggen. De winst van de levenservaring! Dus wie klaagt over het relatief oude ledenbestand van Heemschut, mag dat wel eens bedenken. Zeg eens iets aardigs over jongeren. Voetbalvandalisme, zinloos geweld, gsm-terreur, patatcultuur, lawaaicultuur... Eh... zijn kinderen niet enig? WAARNEMER

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2000 | | pagina 6