Exposities
Jargon
april 2000
Heemschut
31
Verwilderd parkbos
Landgoed Sandwijck, behorend tot de Stichtse
Lustwarande, is hiervan een goed voorbeeld.
Van de oorspronkelijke tuin van Sandwijck,
aangelegd in 1836 door vermoedelijk Hendrik
van Lunteren, is weinig over. Het landgoed ligt
in een sterk verstedelijkt gebied. Aan de ene
kant razen auto's over de Utrechtse weg en aan
de andere kant bederven de hoge universiteits
gebouwen van de Uithof het weidse uitzicht.
Maar dat stadsgewoel is snel vergeten als je
rondwandelt in het verwilderde parkbos.
Eigenaar Stichting het Utrechts Landschap laat
de voormalige landschapstuin bewust verrui
gen. De oorspronkelijke opzet met slingerende
paden, waterpartijen en open plekken is nog
herkenbaar. Ook staat er nog een aantal
markante oude bomen, zoals een gingko
(Japanse notenboom) en een Chinese hemel-
boom. De wandelaar ervaart het echter niet
meer als een park. Het is natuurgebied gewor
den. En de eens zo harmonische eenheid tussen
huis en tuin is ver te zoeken. Des te meer
waarde krijgen de ornamenten en bijgebouwen
die nog in de tuin te vinden zijn.
Het 18de-eeuwse landhuis, ooit een krakers-
pand, is al weer enige tijd geleden volledig
gerestaureerd. Aan de rand van het park staat
een neo-gotische schijnkapel van rond 1800,
die dienst deed als duiventil. Ook deze is inmid
dels gerestaureerd. Onlangs is tevens de
pergola onder handen genomen, die in vroeger
tijden zorgde voor schaduw en dieptewerking
in de tuin. De grote waarde van dit tuinorna-
ment werd gelukkig op tijd ingezien.
Fantasievolle toepassing van ferro-cement
Anderhalfjaar lang, met onderbrekingen,
werkte restaurator Pieter Brinkman uit
Langbroek, in nauwe samenwerking met de
Rijksdienst voor Monumentenzorg, voor het
Utrechts Landschap aan het herstel van de
pergola. Aanvankelijk zou de pergola worden
afgebroken en in stijl worden herbouwd. Zij
was deels ingestort en leek op het oog niet meer
te herstellen. Echter, analyse en documentatie
toonden aan dat reconstructie niet de beste
optie was. De pergola, die dateert van rond de
eeuwwisseling, bleek te zijn gemaakt van ferro-
cement, een destijds nieuwe materiaalsoort,
waar de meest fantasievolle toepassingen voor
zijn bedacht. In Nederland is geen tweede
pergola van deze materiaalsoort bekend.
Brinkman: 'Alleen al om deze reden was het de
moeite waard de pergola van Sandwijck te
behouden. Er zouden anders belangrijke gege
vens over de toepassing van ferro-cement
verloren zijn gegaan.'
De pergola is waarschijnlijk vervaardigd door
Ae. firma Copijn, die toen veel met ferro-cement
werkte. De dragers en liggers lijken op boom
stammen. Om dat effect te bewerken werd het
cementrustiek bewerkt met nep-knoesten en -
nerven. Het is typerend voor die tijd. Overal in
Europa vind je dit soort 'follies' van cementrus
tiek. Ruïnes, banken, tafeltjes, overkappingen,
noem maar op. Brinkman: 'Dat zie je altijd.
Met een nieuw materiaal is men in het begin
heel fantasievol. Van ferro-cement zijn de
gekste dingen gemaakt. Later krijgt het een
meer functionele toepassing in de vorm van
betonconstructies. Het bijzondere is dus dat
het de tijd weergeeft.'
Blauweregen als monument
Om de kunst- en cultuurhistorische waarde te
behouden is waar mogelijk oorspronkelijk
materiaal geconserveerd. Door bouwhistorisch
onderzoek kon worden achterhaald uit welke
onderdelen de pergola bestond en hoe deze
achtereenvolgens in elkaar waren gezet. Zo kon
het laatste stuk van de pergola, dat was inge
stort, worden gereconstrueerd. De goede
elementen werden gerestaureerd en herge
bruikt. De dragers aan de linkerzijde zijn onge
moeid gelaten. Ze zijn stabiel genoeg, doordat
de blauweregen zich er stevig omheen heeft
geslingerd. De rest is gerestaureerd met zoveel
mogelijk behoud van de authentieke onder
delen.
Van alle onderdelen gaat een origineel exem
plaar naar het depot van de Rijksdienst voor
Monumentenzorg. Brinkman: 'Het is van groot
belang dat, als je onderdelen vervangt, je de
oude delen bewaart. Ze kunnen waardevolle
historische informatie geven die voor onder
zoek kan worden gebruikt.'
De blauweregen dateert waarschijnlijk uit
dezelfde tijd als de pergola en is dus een levende
getuige van de functie die de pergola ooit heeft
gehad. Brinkman: 'We zien de blauwe regen
daarom ook als een monument. Om de plant te
behouden hebben we een steiger gebouwd die
boven de pergola uitstak. Daar hebben we de
blauweregen opgelegd. Zo had hij niet te lijden
van het werk aan de pergola.'
Fruitmuur
AI wandelend door het parkbos van Sandwijck
wijst de restaurator op een oude muur verscho
len achter een haag. Rijp voor de sloop, zou
menigeen zeggen. Maar volgens Brinkman is
het wel degelijk iets bijzonders. 'Ik heb het eens
bekeken, en alvast wat onderzoek gedaan. Het
is een fruitmuur. Daar zijn er nog maar een
paar van in Nederland. Doodzonde als die zou
worden afgebroken.' Te bedenken dat ook de
bijgebouwen aan revisie toe zijn, valt er op
Sandwijck nog heel wat te redden voor het
nageslacht.
Drs. Y. Tanke is historica en tekstschrijver te
Amersfoort.
De functie van de vorm
Overzicht van het werk van de architecten
Van den Broek en Bakenta; verlengd t/m
7 mei 2000 in het NAIMuseumpark,
Rotterdam.
Het oevre van bureau X
Het NAI in Rotterdam presenteert het
oevre van het bureau, dat het masterplan
voor de herinrichting van Rotterdam CS
en omgeving gaat ontwerpen; t/m 4 juni.
Werken van welstand
Expositie over de Hilversumse welstands
commissie; t/m 11 juni in het Dudok
Centrum in Hilversum, gevestigd in het
raadhuis.
Rotterdam in etslijntjes
Expositie t/m 24 juni in de Archiefwinkel,
Coolsingel 91, Rotterdam.
Tuin- en architectuurwandeling Vijf eeuwen
bouw- en tuinkunst in Amsterdam'
O.l.v. tuinontwerper André Ancion. Op
elke maandag, vrijdags en zaterdag t/m
juni. Kosten/ 52,50 incl. lunch.
Tel. (020) 6881243.
Obelisk
Monolitische vierkante,
naar boven iets dunner
wordende zuil met pirami
devormige stompe punt,
doorgaans van graniet,
gemaakt bij Aswan in
Egypte. In het oude
Egypte veelvuldig paars
gewijs voor poorttorens
van tempels opgericht en beschouwd als troon
van de dagelijks langs de hemel reizende
zonnegod. Gemiddeld 30 tot 40 m hoog.
Veel van deze obelisken vonden in de loop der
eeuwen hun weg naar Europa, eerst vooral
naar Rome en veel later o.a. naar Parijs en
Londen.
Als siernaald in de vorm van een kleine obelisk
sinds XVIIa in Italië. Later in de Nederlanden
en elders toegepast als renaissance-beëindi-
gingsmotief op kroonlijsten, geveltoppen,
torenbekroningen, venster- en deurfrontons,
waar hij in de plaats komt van de fioel of pina
kel. Meestal staat de sierobelisk op vier bollen
of kleine voluten. In de Directoirestijl doet
het motief voor korte tijd weer zijn intrede.
Gabriëls, J., Het Nederlandse ornament, in de renaissance.
Leuven (1958), 50-51; Kip Finch, J., De ontwikkeling
van de techniek. Utrecht/Antwerpen 1966, 24; Lange,
K., Egypte. Zeist 1958, 126-128.
Uit: Bouwkundige termenHaslinghuis-Janse.