28 Heemschut Interieur St. Martinus in 1995. literatuuronderzoek, kwam in een stroomver snelling toen Schellen benaderd werd om een second opinion te geven op een studie naar de aantasting van de gewelfschilderingen in de St. Martinuskerk van Weert, Schellens geboorte plaats. Zwart Licht In 1975 werd in de St. Martinuskerk onder een kalklaag een reeks van gewelfschilderingen ontdekt. De schilderingen zijn tijdens de eerste bouwfasen van de laatgotische hallenkerk, eind 15de, begin 16de eeuw, aangebracht, en dateren derhalve nog van voor de beeldenstorm die in 1566 in Weert heeft gewoed. Het speelse karakter van de tekeningen deed onderzoeker J.H. Winkelman spreken van 'Gods dierentuin'. Hoe triest dat deze kunstzinnige creaties in de loop van een kleine twintig jaar steeds meer door een laag vuil bedekt werden. Duidelijk was dat er ingegrepen moest worden. Alleen was verwijdering van het vuil niet voldoende. Kerkbestuur, gemeente en de Stichting Martinusmonument Weert waren van oordeel dat er ook gedegen onderzoek gedaan moest worden naar de precieze oorzaak van de vervui ling. Immers, iedere schoonmaak betekent een aantasting van het pigment in de schildering, en moet dus zoveel mogelijk voorkomen worden. De veronderstelling van de eerdere studie dat de schilderingen door schimmel werden aange tast, werd door Schellen en studente Janny Stevens in twijfel getrokken: een correctie op verkeerd ingevoerde data bij de berekeningen logenstrafte dit reeds. Chemische analyse wees uit dat het om roetaanslag ging, wat gelet op het veelvuldig branden van offerkaarsen ook niet zo verwonderlijk was. Het commentaar van Schellen op het eerdere rapport groeide allengs uit tot een geheel nieuw onderzoek. 'Meten is weten' is een uitdrukking die bij het onderzoek haar waarde heeft bewezen. De analyse van twee jaar lang continue minutieuze registraties heeft geleid tot wetenschappelijk verantwoorde conclusies. Om te beginnen moest er onmiddellijk gestaakt worden met het branden van de traditionele offerkaarsen met paraffine. De ruim 30.000 kaarsen brachten met een jaarlijkse roetvorming van maar liefst 1,2 kilo welhaast een soort zwart licht voort. Tegenwoordig worden waxinelichtjes gebruikt, en dat scheelt maar liefst een factor 150 in de roetproductie. Koudeval Schellen c.s. kwamen verder tot de conclusie dat een efficiënter gebruik van de vloerverwar ming veel voordelen zou opleveren. Cruciaal probleem met vloerverwarming is dat deze kan leiden tot tocht. De warme lucht namelijk stijgt op en maakt langs de koelere gewelven en muren een 'koudeval' richting vloer. Deze luchtcirculatie veroorzaakt op lagere hoogten tocht, wat weer aanleiding is om harder te gaan stoken, wat op zijn beurt weer de luchtcircula tie versterkt, waardoor weer meer last van tocht wordt ondervonden, et cetera. Bovendien komt er bij een sterkere circulatie meer vuil tegen de gewelven, ook als gevolg van het toenemend flakkeren van de kaarsen. Daarbij komt nog de kans op condensvorming, wat helemaal funest is. Bijzonder kwetsbaar zijn dan de gebrand schilderde ramen. Het plaatseri van voorzetra men voor gebrandschilderde ramen is een advies dat FAGO daarom vaak geeft, ook met het oog op de isolerende werking. Met een goed gebruik van een vloerverwar ming - als vuistregel geldt: hou 'm op 15 graden - sla je dus drie vliegen in één klap: het verlaagt de stookkosten, het leidt tot minder tocht, en het reduceert de vervuiling. Voor vloerverwarming is wel een redelijke isolatie een absolute voorwaarde. Voor de St. Martinus met haar stenen gewelf is vloerverwarming uitstekend, maar menige kerk met een houten kierend gewelf blijft vaak behoefte houden aan additionele luchtverwarming. Geen standaardoplossing Inmiddels heeft Schellen in meerdere monu menten en musea onderzoek naar het gebruik april 2000

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 2000 | | pagina 30