oktober 1999 Heemschut 35 ring van voorgenomen veranderingen in binnensteden in de tegenwoordige tijd. Ondanks het aantreden van De Stuers in 1875 en ondanks de aanvaarding van de Monumentenwet in 19ól blijft het culturele argument in het maatschappelijk krachtenveld in hoge mate afhankelijk van economische belangen. Daarbij staat economie voor vooruit gang en is cultuur een toegift die de ontwikke ling niet in de weg moet staan. De herinrich ting van Nederland, die met miljardeninvesteringen gepaard zal gaan, maakt het nu hét geschikte, maar ook ultieme moment om juist op het terrein van de ruimte lijke inrichting, de stedenbouw en de architec tuur, economie en cultuur met gelijk respect te bejegenen, zodat enerzijds de economie de cultuur van vandaag kan stempelen en ander zijds de cultuur de economie kan profderen. Het cultureel argument Vanuit de cultuurhistorie weten we, of kunnen we weten, dat monumenten een vitaliteit bezit ten waarmee ze in al hun kwetsbaarheid hun vergankelijk bestaan weten te verlengen. De tijdgeest lijft ze in door ze een nieuwe betekenis te geven en vaak ook door ze van een nieuwe omgeving te voorzien. Die vitaliteit ontlenen ze aan hun bijzondere genese: de ambitie van de opdrachtgever, het talent van de ontwerper, de bijzondere keuze van de locatie en het stempel van de tijd. Zo'n samenloop van gunstige omstandigheden maakt dat een economische impuls een culturele dimensie krijgt. Inzicht in die samenloop en in de verdere ontwikkeling en waardering levert een cultureel argument op dat ons in staat stelt het gebouwde erfgoed op zijn juiste waarde te schatten. Waar dat argu ment ontbreekt of veronachtzaamd wordt, kwijnt de stad. Het vakgebied waarbinnen dat inzicht voortdu rend moet worden aangescherpt heet 'monu mentenzorg'. Het woord 'zorg' in deze woord combinatie heeft de officiële betekenis van aandacht, behartiging, toewijding. Daar komen hoofd, hart en handen aan te pas. Aandacht veronderstelt een helder verstand en kennis van zaken. Behartiging vereist het hart op de juiste plaats. Zonder toewijding geen vakmanschap. De wereld van monumentenzorg is dan ook als een klassiek bouwwerk opgezet: gefundeerd op kennis van bouwkunde, bouwkunst en bouwhistorie, gedragen door een tot in de haarvaten van de maatschappij doorgedrongen organisatienetwerk dat de instandhouding bevordert (er zijn meer dan achthonderd betrokken instellingen), met als sluitstuk het architectonisch ontwerp en het bouwvak. Monumentenzorg sluit direct aan bij de wereld van architectuur, stedenbouw, landschapsin richting en vormgeving, als theoretisch kenge- bied én als ontwerpopgave. Want in een cultuurlandschap, waarin niet aflatend en steeds drastischer alles verandert, is monumen tenzorg op zoek naar de cultuurhistorische waarden van gebouwen, complexen en gebie den. Herkenbaarheid en culturele identiteit De culturele opdracht van monumentenzorg voor de inrichting van Nederland is evident. Die opdracht moet haar belang in de praktijk nog bewijzen in de economische en sociale ontwikkeling. De functionele vormgeving, maar ook de metaforische verbeelding van ons land als één grote openbare ruimte kan ons landschap weer een samenhang geven, die door jarenlange technocratische planologie van het platte vlak, gefragmenteerd dreigt te raken. Het herstel en de versterking van die land schappelijke samenhang pantseren ons tegen ontheemding en geven ons het comfortabele gevoel 'thuis te zijn'. Herkenbaarheid en cultu rele identiteit, daar gaat het hier om! Deze opdracht van monumentenzorg levert al de inrichters van Nederland de bewijslast op met hun miljardeninvesteringen ook een culturele bijdrage te leveren. Het zorgen voor het monument wordt gemoti veerd door de voortdurende bezorgdheid over het monument. Gebrek aan gelijkmatigheid van gemoed tussen die beide polen -het offen sieve tegenover het defensieve - kan tot gevolg hebben dat de monumentenzorg in zichzelf gekeerd raakt en een gesloten kring vormt waarin gestreden wordt om het fragmentarisch gelijk. Dat is onaantrekkelijk voor partners die bij de vervulling van de culturele opdracht onmisbaar zijn: architecten, stedenbouwers en landschapsinrichters. Kruisbestuiving van Monumentenzorg met ontwerpend Nederland moet een kans krijgen. Het vinden van de juiste balans is daarvoor noodzakelijk. Noodzaak van vernieuwing Vanaf het eerste moment dat monumentenzorg tot rijkstaak wordt gerekend, wordt gezocht naar die balans tussen de zorg om het behoud en de noodzaak tot vernieuwing. Monumenten varanderden doordat ze nieuwe, moderne vormen aannamen. De voorbeelden zijn bekend: het raadhuis en het interieur van de kerk van Schoonhoven, het west-portaal van de Sintjan te Gouda, de beelden aan de hoektoren van het Middelburgse Stadhuis en de torenbe kroning van IJsselstein. Ook na de oorlog werd incidenteel nog op deze 'eigentijdse' manier gerestaureerd en aangevuld, zoals bij de toren- bekroning van Hulst Verreweg de meeste monumenten veranderden - voor én na de oorlog - echter naar de oude vorm, waarbij er dan wel vaak discussie ontstond naar welke oude vorm. Aan welke oude periode op zo'n moment de voorkeur wordt gegund is afhankelijk van de betekenis die een bepaalde periode uit het verleden dan wordt toegedicht. Naarmate opvattingen daar over massaler en pregnanter in het restauratie resultaat tot uitdrukking komen, ontstaat een geheel nieuw soort monument dat voortspruit uit de geest van de Romantiek. Men zou kunnen spreken van een 'monumentenzorg monument', waarvan er om die reden al weer een aantal Rijksmonument zijn, in een gedaante die laat zien hoe in een bepaalde tijd monumentenzorg werd bedreven. Voorbeelden hiervan zijn: het raadhuis van Graft (1910), de Waag te Oudewater (1938), de 'Drie Hendricken' aan de Bloemgracht in Amsterdam (1943) en het stadhuis van Gouda (1952). Scheppen of herscheppen Na 1945 ontstaat er, door de vernietiging van een groot aantal stadskernen, een geheel nieuwe opgave: herstel en vernieuwing van steden. Zowel de keuze om van de nood een deugd te maken en - zoals in Rotterdam - de stad een geheel nieuw aanzicht te geven, ontworpen op een opnieuw verkavelde onder grond, als de beslissing om de intimiteit van de oude stad te laten herleven op oude sporen (Middelburg en Nijmegen brengt met zich mee dat de invloed van de monumentenzorg in een korte periode intensief verbreed wordt tot het terrein van de stedenbouw. Wederopbouw Omdat herstel van oorlogsschade en wederop bouw nationale noodzaak, maar ook nationale erezaak zijn, wordt monumentenzorg bij die stedenbouwkundige opdracht betrokken. Minder duidelijk is waarom na de oorlog de sanering van verpauperde stadsdelen niet diezelfde intensieve aandacht van monumen tenzorg heeft gekregen. In de jaren '60 beleefde de economie een periode van sterke groei, waarbij de historische binnensteden getransfor meerd moesten worden tot moderne cities, koopcentra waar ook dienstverlening en handel in nieuwe, grootschalige bouwwerken moesten worden ondergebracht. In veel gevallen werd sanering voorafgegaan door fotografische documentatie. Des te merkwaardiger is het dat de invloed van monumentenzorg bij dat proces zo minimaal is geweest, een proces waarbij meer monumentale materie tot puin geslagen werd dan de oorlog in vijfjaar had verwoest. Terwijl kerken en raadhuizen in het stadsbeeld worden hersteld en gerestaureerd, worden omliggende historische straten compleet weggevaagd, zonder dat monumentenzorg zich actief opstelt bij de begeleiding van de sane- rings- en reconstructieplannen in onze oude stadskernen. De bevolking komt uiteindelijk in opstand tegen de doorbraken en slooppartijen van de niets ontziende cityvorming. Dan herleeft ook het culturele argument waaraan monumenten-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1999 | | pagina 37