Friesland op het water
Leo van der Meule
Behalve een eigen taal en een geheel eigen bouwstijl, met name waar het
boerderijen betreft, bezit Friesland ook een aantal zeer oorspronkelijke
scheepstypen. We hebben het dan over de familie van de tjalken, de boeiers en de
traditionele visserschepen, Staverse jol en Lemster aak. Deze families of
hoofdgroepen kunnen elk weer onderverdeeld worden in ondersoorten die hun
eigen karakteristiek en vormgeving kennen. Varen voor hun plezier doen ze in
Friesland ook al eeuwenlang en
over de traditionele Friese
pleziervaartuigen hadden wij
een gesprek met dr. ir. J.
Vermeer die inmiddels twee
boeken schreef
achtereenvolgens over de
Friese jachten en de tjotters.
oktober 1999
Heemschut
25
Oorspronkelijk allemaal in hout
Vandaag de dag is het vrijwel alles staalbouw
wat de klok slaat, maar bijna alle rond- en plat
bodems werden oorspronkelijk in hout
gebouwd. Een mogelijke uitzondering hierop
vormen de klippers, niet te verwarren met de
grote drie- en viermasters die de wereldzeeën
bevoeren, maar de kleinere variant voor de
binnen- en kustvaart. Die werden op het eind
van de vorige eeuw voor het eerst gebouwd in
het Zuidhollands rivierengebied en hadden van
meet af aan stalen spanten en een plaatijzeren
huid.
Bij Huitema kunnen we van verschillende
scheepstypen lezen hoe de bouw in zijn werk
ging. De gevolgde werkwijze was voor de
verschillende typen steeds dezelfde. Wat vooral
verschilde was de vorm van de zwaarden, de
vorm van de romp en de wijze waarop de huid
beplanking op de spanten werd aangebracht.
Bij onze oudvaderlandse schepen vervangen de
zijzwaarden eigenlijk de afwezige kiel. Met
name tijdens het aan de wind zeilen waarbij het
schip behoorlijk scheef hangt verricht het
zwaard aan de lijzijde goede diensten. Het schip
leunt' als het ware op het zwaard, dat tevens
helpt voorkomen dat het schip van de wind
wegdrijft, verlijert zoals dat heet. Voor schepen
die niet geacht werden het open water te kiezen
Staverse jol in haven Staveren. Foto Fries Scheepvaartmuseum.