Wikken en Wegen
Annette Lieth
Steeds vaker worden gebieden uit de periode '20 - '40 en die van
na de oorlog als belangrijk erfgoed gezien. Maar, hoe ga je om
met cultuurhistorisch waardevolle wijken, die ook een
belangrijke functie blijken te vervullen op de huidige en mogelijk
toekomstige woningmarkt?
6
Heemschut
Een strategie gebaseerd op behoud en herstel
alleen, is onvoldoende om de bijzondere
stedenbouw en architectuur van de wijken uit
de periode '20-'40 te conserveren. De woon
omgeving moet immers worden ingericht voor
de 21ste eeuw. Evenwicht tussen beschermen
en ontwikkelen is absoluut noodzakelijk, maar
hoe vind je de juiste balans? Op welke plaatsen
is behoud en herstel noodzakelijk vanuit
cultuurhistorisch oogpunt en op welke plaatsen
is het verantwoord nieuwe stedelijke ruimten
en een grotere woningdifferentiatie te creëren?
Wie beslist wat en tegen welke achtergrond?
Welke rol spelen de mensen die er wonen?
De vele vragen waren aanleiding voor het
onderzoek 'Jonge Bouwkunst in de 21ste eeuw'.
In dit onderzoek is een methodiek ontwikkeld
waarin de invalshoeken monumentenzorg,
volkshuisvesting, stedenbouw en openbare
ruimte met elkaar in balans worden gebracht.
De methodiek stond centraal tijdens het werk
congres 'Wikken en Wegen in Waardevolle
Wijken' door Architectuur Lokaal op 30 juni in
Rotterdam georganiseerd voor betrokkenen en
deskundigen. Naast de onderzoekers waren
sprekers uit de hoek van gemeente, monumen
tenzorg,volkshuisvesting, stedenbouw en
projectontwikkeling aan het woord. Van
werken was niet echt sprake, maar het thema is
daardoor niet minder interessant.
De Baarsjes
Bij de uitwerking van de analyses hebben De
Baarsjes en Rivierenbuurt, twee Amsterdamse
stadsdelen, model gestaan. Vooral De Baarsjes
werd tijdens het congres veelvuldig aangehaald.
Dit stadsdeel is overwegend opgebouwd uit
lange gesloten bouwblokken met drie tot vier
woonlagen. Omdat vele architecten van de
Amsterdamse School hier actief waren, is deze
bouwstijl, in een overwegend versoberde vorm,
overheersend.
Hoofdelement vormt de bebouwing rondom
het Mercatorplein. Dit is een grote rechthoe
kige ruimte (147 x 85,50m) op het kruispunt
van twee nieuwe hoofdwegen: de Hoofdweg en
de Jan Evertsenstraat. Rond het plein ontwierp
Berlage eenvoudige en sober uitgevoerde
bakstenen gebouwen met ononderbroken
winkelgalerijen. Door de toepassing van poort
gebouwen maakt de pleinruimte een gesloten
indruk zonder dat het verkeer daar veel hinder
van ondervindt. In de wijk rondom dit plein is
vooral aandacht besteed aan het straatbeeld.
Langs de belangrijkste verkeerswegen zijn
beide gevels dan ook door dezelfde architect
ontworpen. Omdat het interieur volledig door
voorschriften en bouwtechnieken bepaald was,
legden de architecten zich vooral toe op het
ontwerpen van de gevels.
Naast architectuur is de inrichting van de open
bare ruimte van groot belang. Tot ongeveer
1930 is de invloed van de Amsterdamse School
op de straatprofielen zichtbaar. Gebruik van
symmetrie en asymmetrie heeft dan een zuiver
esthetische achtergrond. De groenstructuur is
vooral begeleider van de hoofdstructuur en de
belangrijkste straten. Het vormt als het ware
onderdeel van de architectuur. In de jaren '30
gaat de thematiek van 'licht, lucht en ruimte'
een rol spelen en komen asymmetrische straat
ruimtes tot stand doordat groene stroken aan
de zonkant van de straat worden gelegd.
Bouwblok
Het werk van de Amsterdamse School is een
reeks experimenten met het bouwblok en laat
bij nadere beschouwing een grote rijkdom aan
typen zien. Het is een zoektocht naar een stede
lijke architectuur, waarin de gevel de plaats is
van de overgang tussen woning en stad. De
onderzochte uitbreidingswijken tussen 1920 en
1940 vormen de uitdrukking van een nieuwe
levenswijze, waarbij het gaat om de vormgeving
van een nieuw schaalniveau tussen de privé-
sfeer van de woning en het publieke domein
van de stad: de collectieve sfeer. In de
'moderne' levenswijze verplaatst het buurdeven
zich van de straat naar de woning en de collec
tieve buurtvoorzieningen zoals plantsoenen en
gemeenschappelijke (kijk) tuin en op binnenter
reinen. De straat wordt woonstraat.
De specifieke aandacht voor de collectieve sfeer
markeert de overgang van de speculatieve bouw
van de 19de eeuw naar het gesocialiseerde
bouwproces van de 20ste eeuw. In de Baarsjes
zijn de bouwblokken uit de Amsterdamse
Schoolperiode op te vatten als reactie op het
19de-eeuwse bouwblok. Het zijn zelfstandige
en als een geheel gecomponeerde gebouwen,
waarin het individuele perceel, of het afzonder
lijke object niet meer herkenbaar is. De periode
tussen de beide wereldoorlogen is van groot
belang geweest voor de ontwikkeling van de
moderne West-Europese stedenbouw en de
belangrijkste Nederlandse volkshuisvesting
principes.
Methodiek
In veel gemeenten is vernieuwing van woonwij
ken uit de periode '20-'40 en van na de oorlog
actueel. De ruimtelijke compositie van een wijk
geeft inzicht in het sociaal-culturele gedachte
goed dat ten grondslag lag aan de totstandko
ming ervan. Straatprofielen, vormgeving en
inrichting van de openbare ruimte zijn onder
deel van de zorgvuldig 'gecomponeerde' wijk.
Gegevens die overigens niet zijn aangegeven op
de bestaande welstandskaarten. Daarnaast is
differentiatie van de woningvoorraad naar
omvang en prijs noodzaak. Of zoals in
Rotterdam naar voren kwam 'er is dynamiek
nodig voor succesvol behoud en herstel'.
De op 30 juni gepresenteerde methode
biedt een afwegingskader voor een weloverwo
gen bestuurlijke besluitvorming en bestaat
uit vijf stappen: vaststellen van het onderzoeks
gebied, cultuurhistorische analyse, woning
marktanalyse, aanpakvoorstellen en bestuur
lijke besluitvorming. Deze stappen zijn in
kaarten vastgelegd. Het kaartbeeld heeft
hierbij een belangrijke functie onder
andere door het op eenvoudige wijze
augustus 1999