36
Heemschut
augustus 1999
Heemschutdag op 15-9-1962: Heemschut
voorzitter mr. Arn.J. d' Ailly (oud-burgemeester
van Amsterdam), rechts op de foto met naast
hem secretaris Ton Koot. Archieffoto Bond
Heemschut.
Het takenpakket van de subcommissies was
overigens ruimer dan van de huidige provin
ciale commissies: namelijk het coördineren van
de reeds bestaande activiteit van verenigingen
op heemschutgebied in haar rayon. Voorts
inventarisatie van cultuurhistorisch belangrijke
objecten - daar lag nog een groot terrein braak.
En een waarschuwende taak: '...waar gevaar
dreigt voor de geïnventariseerde objecten en
deze voorwerpen zooveel mogelijk bescher
men.'
Er gebeurde meer. Het tijdschrift, dat sinds
mei 1947 werd uitgegeven in samenwerking
met Allert de Lange, kreeg een publieksvrien
delijker uiterlijk. 'Het streven is, om dit orgaan,
dat thans tweemaandelijks verschijnt, door
invoering en uitvoering begeerlijker te maken
voor een ruimer publiek dan uitsluitend de
ledenkring.'
Belangrijk was ook een statutenwijziging. Het
zwaartepunt lag namelijk in de praktijk niet bij
de leden, dat wil zeggen verenigingen, maar bij
de 'buitengewone' leden, persoonlijke lidmaat
schappen. Het doel van de bond: waken voor de
schoonheid van Nederland, werd om die reden
uitgebreid: 'De Bond stelt zich ten doel te
waken voor de schoonheid van Nederland, en
het Nederlandse volk te overtuigen van de
noodzakelijkheid, mede te werken aan het
behoud en de bescherming van de bestaande,
en het scheppen van nieuwe schoonheid.'
Voortaan moest het hele volk eraan geloven.
Het beleid sloeg aan. Vele honderden proef
nummers werden aangevraagd en vele nieuwe
abonnees genoteerd. Het ledental, na de oorlog
enigszins ingezakt, begon te groeien naar 650
persoonlijke leden in 1950. 'Een nieuw lid
schreef ons, dat hij, enigszins beschaamd, zich
aanmeldde,' schrijft het blad in december 1949.
'Beschaamd, omdat hij eerst nu en niet al in
1911 was toegetreden, om zijn steentje bij te
dragen in de strijd voor het behoud van
schoonheid in Nederland. Maar hij deed meer.
Hij zond 400,— (vier honderd gulden) zijnde
40 jaren 10 contributie, daarmee op de meest
effectieve manier bewijzend, dat het ernst was
met zijn schaamte.'
Ton Koot
De geest van de tijd schreeuwde om een
markante figuur als Ton Koot. Want had de
oorlog veel kapotgemaakt, de jaren na de
oorlog waren zo mogelijk nog desastreuzer.
Tekenend was de geschiedenis van een ernstig
verwaarloosd huis. Deskundigen oordeelden
dat er instortingsgevaar bestond, de kanton
rechter ging de toestand ter plaatse bekijken.
Secretaris Ton Koot in 1954: 'Men kan zijn
ogen geloven of niet, maar de kantonrechter
oordeelde, "dat het pand ten dage van onze
bezichtiging niet inéén is gestort, hetwelk op
een nog solide constructie wijst".'
Heemschuts grootste vijand was het autover
keer. Voorzitter Bierens de Haan op de jaar
lijkse Algemene Ledenvergadering in septem
ber 1952: '...het vrachtverkeer [eist] straten en
wegen van een breedte voor zijn gebruik op, die
de oude stadskernen niet meer leveren kunnen.
Dan moeten doorbraken geforceerd, straten
verbreed, grachten gedempt, parkeerplaatsen
geschapen worden...'Ton Koot in 1951, nr. 2:
'...het onpersoonlijke massaproduct [is]
gekomen, dat met zijn legioenen alles onder de
voet dreigt te lopen wat niet mee in de pas wil
gaan.' Hij waarschuwt voor...een onheilspel
lende mentaliteit der vervlakking.'
Het tijdschrift meldde vele, vele dempingen,
onder meer in Gouda, Sloten, Amersfoort,
Groningen, Leiden, Sneek, Groningen.
Heemschut was in die jaren zijn tijd vooruit.
Bierens de Haan op 'Heemschutdag' in 1954:
'Het is toch zeker niet zo van zelf sprekend, dat
een ieder die zich een auto aanschaft, daarbij
tevens het onbeperkte recht zou verkrijgen,
deze overal in de stad te gebruiken, en, wat
erger is, deze als hij hem niet meer nodig heeft,
naar willekeur maar ergens neer te zetten, en er
een groot straatoppervlak mee te beslaan.' Hij
waarschuwde dat 'een verbrede straat nieuw
verkeer aantrekt en zo in enkele jaren nieuwe
verkeerscongesties veroorzaakt worden.'
Hoewel Heemschut bijval genoeg kreeg in de
landelijke pers, kreeg de vereniging uiteraard
ook kritiek te verduren. Smalend schrijft Ton
Koot in het jaarverslag van 1953: '...menen zij
die zich zo graag verstouten zich te scharen
onder de vlag der vooruitstrevendheid, de Bond
Heemschut in de hoek der versufte oude
mannetjes met verroeste denkbeelden te
moeten plaatsen om aldus het werk van de
Bond te kunnen kleineren.'
Amsterdam
In Amsterdam - waaraan het tijdschrift in deze
tijd enorm veel aandacht schonk - bleek in
1948, dat van de ongeveer 3000 monumenten
die 20 jaar eerder geteld waren, er niet minder
dan ruim 500, dat wil zeggen 1/6 deel, gesloopt
waren. De stad had nog geen eigen dienst voor
de monumentenzorg en was aan het vervallen.
Tot overmaat van ramp kwamen B en W begin
jaren '50 met wederopbouwplannen voor de
binnenstad, zoals de jodenbuurt, die opnieuw
sloop met zich mee brachten van liefst 96
panden, die op de Voorlopige Rijkslijst
stonden. Heemschut protesteerde uiteraard,
wat in de Amsterdamse en een deel van de
landelijke pers ruime aandacht kreeg. Ze
werden afgeblazen. Enige jaren later (1954-
1955) speelde het beruchte plan van hoofdcom
missaris Kaasjager en de Dienst
Stadsontwikkeling, die ten behoeve van het
verkeer een flink aantal grachten, waaronder
Geldersekade en Raamgracht, wilden dempen,
en een aantal straten, zoals Utrechtsestraat,
Nieuwe Hoogstraat en Weesperstraat verbre
den, terwijl een deel van de Nieuwmarkt
gesloopt moest worden. De landelijke pers en
de publieke opinie had er geen goed woord
voor over. Het tijdschrift besteedde pagina's
aan de vernietigende persreacties. Heemschut
zelf reageerde met felle adressen aan de
gemeente. Het plan werd uiteindelijk maar
voor een klein deel uitgevoerd.