16 Heemschut juni 1999 kleine bospartijen en oude akkers verdwenen als gevolg van driftige ruilverkaveling, aanleg van wegen en nieuwbouw. Weliswaar laten de dorpen een grotere continuïteit zien, maar de historisch unieke samenhang tussen de dorpen en het buitengebied is sterk verstoord. En dat valt te betreuren voor een gebied dat sporen draagt van meer dan 1000 jaar geschiedenis. Nederland worstelt met schaarse ruimte en propt elke lege plek vol met woningen, bedrij venterreinen en verkeerswegen. Maar er wordt, volgens Renes, te weinig onderkend, dat derge lijke structuuringrepen niet alleen een econo misch gegeven zijn maar ook een culturele afweging behoeven. Daarbij is er te weinig" instrumentarium voorhanden voor de bescher ming van de bedreigde cultuurlandschappen. Het is te hopen dat het instrument van het Beschermde Landschapsgezicht, onlangs opge nomen in de nieuwe Natuurbeschermingswet, die broodnodige bescherming zal bieden. Dorpsakkers Noord- en Midden-Limburg kennen nog rela tief veel oud land. In tegenstelling tot het zuidelijk deel van Limburg werd eèn groot deel van deze gebieden pas laat in cultuur gebracht. Dit geldt bijvoorbeeld voor het heidegebied De Peel dat er in de vorige eeuw nog woest en leeg bij lag. Wat Noord- en Midden-Limburg volgens Renes zo verrassend maakt is het gegeven dat het een zandgrondgebied is. Die zandgronden zijn bepalend voor de structuur en de herken baarheid van het huidige landschap, verduide lijkt hij. Tot in de 19de eeuw werd het zandge bied gekenmerkt door een aantal vaste elementen namelijk heidevelden en bossen, bouwlanden en graslanden. De open bouwlan den liggen in de hoogste delen van het land, de permanente graslanden vooral in de lage beek dalen. De overgang tussen deze twee gebieden is vaak heel markant, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van houtwallen. Een houtwal, feitelijk niets meer dan een strook bomen, heggen of struikgewas, beschermde de akkers tegen de wind en hield de eigen beesten binnen. Juist op deze grens, dus op de kortste afstand tussen bouw- en grasland, zijn de meeste oude boerderijen te vinden. Deze eeuwenoude, kleinschalige, besloten structuur blijft zonder ruilverkaveling goed zichtbaar. De aanwezigheid van oude dorpsakkers in het bouwlandgebied is kenmerkend. Om de herkenbaarheid van het landschap te vergroten moet daar bij toekomstige ingrepen rekening mee gehouden worden, stelt Renes vast. De aanleg van wegen en de invulling met opgaande begroeiing verzwakken het open beeld. Maar de belangrijkste bedreiging voor de open bouwlanden is de invulling met nieuwbouw. Het overgrote deel van de bebouwing uit de laatste 50 jaar vond plaats op de middeleeuwse dorpsakkers. Het is namelijk niet alleen veel goedkoper om op hoger gelegen bouwlanden te bouwen, de oude akkers zijn ook altijd gunstig gesitueerd nabij dorpscentra. Parels Tot één van de parels van het cultuurlandschap in Noord- en Midden-Limburg rekent Renes het 19de-eeuwse veenderijdorp Griendtsveen (gemeente Horst). Alles herinnert er nog aan de periode van turfwinning. Het complete turf- dorp, inclusief lange, rechte turfvaarten en strakke zijkanalen, ijzeren ophaalbruggen en rolpalen is er nog te bewonderen. Zowel het bedrijfsdorp als de structuur van de turfvaarten zijn uniek voor Nederland. De status van rijks monument onderstreept dat gegeven. Ook het dal van de Roer bij Roermond is waar devol. De Roer is een actief meanderende beek -volgens Renes op zich al een zeldzaamheid - in een herkenbaar landschap dat door grote, landgoedachtige boerderijen wordt gedomi neerd. De dreigende aanleg van de A73, de nieuwe snelweg bij Roermond die Venlo met het zuiden zal verbinden, ziet Renes met angst en beven tegemoet. Omdat de weg plompver loren dwars door het landschap snijdt betekent het een aanslag op dit unieke landschap. Er zijn twee, in schrikbarendheid wisselende, opties voor het tracé van de rijksweg: de oost- of west oever. Vooral het economisch gunstige tracé over de oostoever zal hevige repercussies hebben voor het landschapsbeeld van de hele regio. Vluchtschansen Hoogst kenmerkend en binnen Nederland alleen in Noord- en Midden-Limburg bekend zijn de zogenoemde boeren- of vluchtschansen, die nog uit de Tachtigjarige Oorlog dateren. Veel dorpen bouwden zo'n 'tijdelijk dorp' om er met de bevolking en het vee in tijden van gevaar naar toe te vluchten. Zo'n schans lag buiten het dorp, meestal in een moeilijk toegankelijk moerasgebied, en bestond uit een 2 tot 3 meter hoge wal die verstevigd was met takkenbossen en beplant met wilgen of doorn struiken. Een circa 5 meter brede gracht lag er omheen. Tot ver in de 19de eeuw bleven deze vluchtschansen in het landschap herkenbaar. Daarna verdwenen ze uit het zicht, met name als gevolg van ontwatering en ontginning van moerasgebieden. Rond Weert (in Boshoven, Laar, Moesel en Roever) zijn de sporen van schansen nog goed in het landschap terug te vinden. Omdat deze schansen geen wettelijke bescherming genieten is hun toekomst ongewis. Behoud de structuur Een goed cultuurlandschappelijk beleid is uiteraard noodzakelijk om datgene wat rest optimaal te beschermen. Renes onderscheidt daarbij twee hoofdlijnen: In de eerste plaats gaat het om het behoud en het versterken van de belangrijkste structuur kenmerken. Voor Noord- en Midden-Limburg betekent dit dat de structuur van de zandgron den helder blijft. Er dient zogezegd een duide lijk onderscheid te zijn tussen hoge bouwlan den en lage graslanden. De bouwlanden moeten daarbij zoveel mogelijk als open land schap herkenbaar blijven. In de tweede plaats is het behoud van typische landschapselementen van belang. Dat geldt bijvoorbeeld voor houtwallen, heggen, knotbo- men, wegkapellen, weg- en veldkruisen en vleermuistorens. Maar het geldt ook voor de sporen van oude Maasmeanders die meestal als moerasgebied zijn terug te vinden. Net als bij gebouwde monumenten is hergebruik van cultuurlandschappelijke elementen natuurlijk een belangrijk gegeven voor behoud. Zo kan een onverharde weg voortbestaan door deze op te nemen in een wandelroute. Positieve ontwikkelingen Gelukkig ziet Renes ook positieve ontwikkelin gen. Het proces van ruilverkaveling gaat nog altijd door. Maar veel meer dan in het verleden wordt er rekening gehouden met de structuur van het oude land. Een andere gunstige ontwik keling is het incidenteel weer laten meanderen van rivieren en beken. Op sommige plaatsen mag het water weer buiten de oevers van het zomerbed treden. Zo kan ruimte ontstaan om water af te voeren bij veel regenval. Het natter worden van de beekdalen versterkt bovendien de herkenbaarheid van het typische landschap van hoge bouwlanden en lage beekdalen. Omdat vochtige beekdalen extensiever worden gebruikt wordt het contrast in het landschap, en dus het eigen gezicht, sterker. En dat proces is weer een stap verder in de rich ting van een herkenbaar en dus aantrekkelijk landschap. Want één blik op een willekeurige groenstrook maakt genoeg duidelijk: het land schap mag niet verder vervlakken en versaaien. Kennis van het oude land is daarbij onmisbaar. Want alleen met die kennis kan een integraal landschapsbeleid worden opgezet. Zo'n beleid is gebaseerd op een evenwichtige samenhang tussen economische, ecologische en culturele factoren. Het spreekt vanzelf dat de historische continuïteit daartoe behoort. Noord- en Midden-Limburg mogen zich met dit onder zoek gelukkig prijzen. Renes J. Landschappen van Maas en Peel. Een toegepast historisch-geografisch onderzoek in het streekplangebied Noord- en Midden-Limburg. Deze 9de uitgave in de reeks Maaslandse Monografieën verschijnt op 1 september 1999. (Uitgeverij Eisma bv, Leeuwarden)

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1999 | | pagina 18